Archief voor mei 2010
Het geheugenpaleis
Niet zelden slaap ik in logeerkamers tussen de boeken. Daarvan is er altijd wel een die mijn aandacht in het bijzonder trekt. In de slaapkamer van ons Berlijnse verblijf stond maar één boekenkast, met een beperkt aantal titels erin. Vanuit bed kon ik inderdaad een intrigerend exemplaar onderscheiden, maar slechts een gedeelte van de titel: …the mind. Eenmaal opgestaan en het boek tevoorschijn gehaald, bleek het te gaan om het boek Museums of the mind. Ik had niet de tijd om er lang in te lezen, maar noteerde het. Later, misschien.
Vanochtend waren we hier, maar tegelijkertijd ook weer daar, en we maakten met onze ogen dicht een wandeling opnieuw. We spoelden een stukje vooruit, en soms een stukje terug. We vroegen ons af of na die ene brug en het oversteken van de straat nu wel die schemergroenstrook voor junks volgde, of toch niet. Ze vroeg wat er met die straat was waar we een biertje dronken. De Soldinerstrasse. Ik maakte er een foto van een plek, waarvan ik toen al wist dat ik er in gedachten nog vaak naar terug zou reizen. Er lag iets… ja, een doorzichtig dopje van een plastic fles, waarmee we honderd meter trottoir voetballend aflegden, tot aan kapsalon Regina – ogenschijnlijk al een paar jaar aan zijn lot overgelaten, maar misschien toch nog in bedrijf, of een dekmantel voor zaken die niet direct aan de straatzijde te zien mochten zijn. Ik zag de bibliotheek achter het voormalige Luisenbad weer voor me, en de erker van de betimmerde leeszaal waar een oude man de krant zat te lezen. En ik vroeg me af of het vogelhuisje dat ik had gefotografeerd nou ter hoogte van de Heubuderstrasse hing, of toch tegenover de Biesentalerstrasse. Langs de Panke hebben we van alles geregistreerd, en veel daarvan bleek al opgeborgen in de diepten van het geheugen. We wandelden er opnieuw, en haalden zo nu en dan echter toch wat boven. Toen we onze ogen openden, hier, was er een verlangen naar daar. Maar verlangen is goed, en missen kan mooi zijn.
‘Voor anderen waren de Zangsporen zoiets als de Kunst van het Herinneren in omgekeerde volgorde. In het prachtige boek van Frances Yates las je hoe klassieke redenaars, zoals Cicero en anderen voor hem, geheugenpaleizen construeerden; door gedeelten van hun toespraak op te hangen aan denkbeeldige architectonische elementen en vervolgens elke architraaf en zuil af te gaan, konden ze kolossale stukken tekst onthouden. Die elementen werden loci ofwel ‘plaatsen’ genoemd. Alleen waren de loci in Australië geen geestesconstructie, maar hadden ze altijd al bestaan, als gebeurtenissen in de Droomtijd.’
[Bruce Chatwin, De gezongen aarde, p. 296]
Gert verzamelt vogelthuisjes (5)
De intensivisten
Ik weet niet wat het is om je beste vrienden te verliezen. Ik hoop het ook nooit mee te maken. En dan nog bij een ongeluk, een auto-ongeluk, nog zoiets. Je kunt je er voorstellingen van maken, om je erop voor te bereiden. Zo dacht ik, maar eigenlijk weet ik ook wel dat gedachten hier tekort schieten, dat gedachten de prullenmand in kunnen zodra het om deze ervaringen gaat. Toch was het ook een van de redenen om afgelopen donderdag naar de boekpresentatie van Intensive Care te gaan, die tevens de opening van de bijbehorende tentoonstelling was. Vrouwkje Tuinman en Andrea Stultiëns maakten het dus wel mee. Zij maakten er een prachtig boek van, waarvan het eerste exemplaar werd uitgereikt aan een verpleegkundige van de gelijknamige afdeling.
Terwijl ik naar de foto’s keek, vroeg ik me af hoe je met een camera in de hand kunt vastleggen waar je middenin leeft, al met de ogenschijnlijke distantie van de artistieke blik. Toen ik naderhand de gedichten hoorde en ’s avonds de teksten kon lezen, begreep ik echter dat de makers eenvoudigweg volkomen zichzelf waren geweest, en met alle rampspoed hadden geleefd zoals ze waarschijnlijk ook met alle vreugde leefden. Gelaagde, intensieve beleving; leven als een maker, dichteres of fotografe. Dat herkende ik, en vele aanwezigen met mij. De intensivisten.
Misschien maakt Intensive Care geen einde aan het verdriet en het verlies, het kreeg donderdag wel tastbare vorm, de vorm van iets nieuws, iets moois. Er was iets van gemaakt en we konden zien dat het goed was.
De escapisten (5)
Stoppen met lezen
Vanavond gebeurde het me weer. Nu op p. 139. Ineens had ik schoon genoeg van het boek dat ik aan het lezen was. De laatste tijd heb ik steeds meer moeite om de boeken die ik lees, uit te lezen. Waar ligt dat aan? Het afgelopen jaar is het me twee keer overkomen met een boek van rond de duizend pagina’s, en zou je kunnen denken dat boeken van meer dan vierhonderd, vijfhonderd bladzijden eenvoudigweg te dik zijn. Daar lag het echter niet aan. Dat ik beide boeken tot ongeveer pagina vierhonderdvijftig ben blijven lezen, was al een tantaluskwelling van jewelste, zeker omdat ik boeken in principe altijd vijftig bladzijden geef om me te gaan boeien. Doen ze het dan nog niet, leg ik ze terzijde. Met een licht schuldgevoel toch wel, dat beken ik. Anderzijds; je hoeft mij als lezer niet meteen op de eerste pagina’s naar de keel te grijpen, maar als het na vijftig pagina’s nog niet is gebeurd…
Het niveau van het Nederlands in sommige vertaalde boeken, deed me de afgelopen tijd ook vaak het ergste vermoeden over de kwaliteit van de vertalingen zelf. Daar waar dat kan, zal ik de boeken dan ook zoveel mogelijk weer in de originele taal gaan lezen.
Het viel me verder op hoe weinig vooral goed verkopende auteurs eigenlijk op enig stilistisch vernuft te betrappen zijn. En dat is, geloof ik, toch vooral wat ik wil lezen: een boek dat goed geschreven is, waarvan het vakmanschap en plezier in de taal die er voor is gebruikt, van iedere bladzijde spatten. Maar steeds trof ik te weinig humor, te weinig absurdisme, te weinig experiment en avontuur in schrijfstijl en de vorm van vertellen. Ik verwacht wat, ook van mezelf.
Het kan heel goed zijn dat ik de onvrede bij mijzelf moet zoeken. Misschien was ik er ook met mijn gedachten niet helemaal bij; had ik op de keper beschouwd te weinig tijd en innerlijke rust om een uurtje of langer te lezen; trof ik cynisme aan wanneer ik daar zelf even geen behoefte aan had, of las ik juist te weinig cynisme terug in de werkelijkheid die het suggereerde te beschrijven.
Het is ontegenzeggelijk een feit dat ik een ‘uitgesproken’ smaak heb; uitzonderlijke voorkeuren misschien, antipathieën zeker. Je doet mij in ieder geval zeker geen plezier met wat in de volksmond ‘een goed verhaal’ heet, ook niet in de hoedanigheid van de allernieuwste wijnen. Oude zakken blijven oude zakken. En voor de populaire suggesties van anderen ben ik ook al huiverig geworden; na mijn verzet tegen bestsellers een tijdje te hebben opgegeven, heb ik, door schade en schande weer wijzer geworden, die weerstand volledig in ere hersteld.
Uit respect voor de jarenlange arbeid van de betreffende auteurs zal ik hier geen namen en titels noemen van de boeken die ik in de laatste maanden terzijde geworpen heb na dagenlange verveling en ergernis. Liever geef ik een positieve wending aan de zaak. Ik wil daarom alleen het boek noemen waarmee ik vannacht een nieuwe poging tot lezen ga wagen, omdat ik er hoge verwachtingen van heb. Het betreft een verhalenbundel van de Vlaamse auteur Joost Vandecasteele, Hoe de wereld perfect functioneert zonder mij. Een veelbetekenende titel in dit verband misschien. Toch ben ik benieuwd.
En als ik dan zoveel te klagen heb over de boeken van anderen, en bijna niets van mijn goesting vinden kan, zit er misschien weinig anders op dan zelf het boek te schrijven dat ik graag lezen wil. Dat is dan mijn opdracht, bij deze.