Archief voor april 2010
De vertraging
Terwijl ik voor mijn gevoel steeds fitter van lijf en frisser van geest begin te worden, terwijl de lente komt en terwijl ik gelukkig ben, lijkt mij toch wat te ontgaan. Zo kan ik soms slechts met de grootste moeite navertellen wat ik op een dag precies gedaan heb. Het enige dat me te binnen schieten wil, zijn de dingen die ik had willen doen, maar waar ik niet aan toegekomen ben. Dat kan natuurlijk aan mijn haperende geheugen liggen, maar ik geloof dat er iets anders aan de hand is. Terwijl ik geniet van de zon, terwijl ik geniet van de zonnigheid in mijn bestaan en terwijl heel weinig me meer echt dwars zit of voor problemen stelt, komt er ook weinig uit mijn handen. Ik flaneer door de stad als een aristocratische fat; een lethargische, ironische, slechts etende, drinkende, vrijende, rondkijkende en lezende consument die geld aan het opmaken is. Zo ken ik mezelf niet. Deze rust moet bedrieglijk zijn. Het kan niet anders of er zijn processen aan het werk die zich aan mijn bewustzijn onttrekken. In mijn diepste diepten scant een programma waarschijnlijk alle items af, op zoek naar virussen en spionnen die door de verdedigingsmuur gedrongen zijn. Ik kan het me goed voorstellen, maar kan alleen de vertraging constateren. Ik kan er met mijn gedachten niet bij. Misschien is dat wel goed zo.
Speelruimte
The wild places
Uitgehongerd en verwaaid van geest, na een dwaaltocht door de wind, door loodsen en langs de rivier, ging ik op de weg terug naar huis. Ik plaatste mijn bestelling in de snackbar van lineaalrechte slaapvoorstad H. en wachtte op de afroep. Schuin voor mij deed een oudere heer hetzelfde. Hij doodde zijn tijd met het lezen van een boek. Ik keek langs zijn bovenarm op de bladzijden en zag foto’s tussen de tekst staan. Ik aarzelde en aarzelde, maar het lege wachten of de hongerige maag verdreef uiteindelijk mijn vlaag van verlegenheid. Ik vroeg hem wat hij aan het lezen was. Hij liet het me zien: The wild places van Robert McFarlane. Het verhaalde volgens hem over de laatste ‘wilde’ plekken in Engeland; plaatsen die door mensenhand niet noemenswaardig waren aangeraakt. Over de diepten van een land, in tijd en plaats en ongerepte natuur. Ik wilde hem vragen stellen, maar hoorde op dat moment ‘Nummer 96’ vanachter de counter met het groen omkrulde ruilverkavelingslandschap van vlees en vegetarische snacks. Mijn bestelling.
‘Je moet het zeker lezen,’ zei de oudere heer, en ik beschouwde het als een teken, misschien. Een opdracht, zeker.
Uit de leeszaal (37)
‘Een lied,’ zei hij, ‘was tegelijkertijd kaart en kompas. Als je het lied kende, kon je altijd de weg door het land vinden.’
‘En volgt iemand die “aan de zwerf” is altijd een van die Zangsporen?
‘Vroeger wel, ja. Tegenwoordig nemen ze de trein of de auto.’
‘En als zo’n man afweek van zijn Zangspoor?’
‘Dan was hij op verboden terrein. Daar kan hij een speer voor door zijn bast krijgen.’
‘Maar zolang hij zich aan het spoor hield, zou hij altijd mensen tegenkomen die zijn “Droom” deelden? En dat waren dan in feite zijn broeders?’
‘Ja.’
‘Van wie hij dus gastvrijheid mocht verwachten?’
‘En zij van hem.’
‘Dus het lied is een soort paspoort en voedselbron?’
‘Het zit weer wat ingewikkelder in elkaar.’
In theorie kon heel Australië gelezen worden als een muziekpartituur. Er was vrijwel geen rots of beek in het land die niet was of kon worden gezongen. Misschien moest je je de Zangsporen voorstellen als een spaghetti van Iliassen en Odyssees, die alle kanten opkronkelden en waarvan elke ‘episode’ te lezen was als een geologische aanduiding.
‘Met episode,’ vroeg ik, ‘bedoel je zeker “heilige plek”?’
‘Klopt.’
[Bruce Chatwin, De gezongen aarde, p. 17-18.]