Vandaag sprak ik een uurtje met drie grafisch ontwerpers die samen een bureau hebben. Zij lanceren binnenkort een nieuwe website en hebben me gevraagd een paar teksten voor hen te schrijven. Ik merkte weer dat mijn werk ogenschijnlijk nauwelijks in verhouding staat tot de paar honderd woorden die er uiteindelijk van over zullen blijven. Maar ik weet dat je ook een roman waaraan jaren is gewerkt in een avond kunt uitlezen, als hij goed geschreven is. Toch vind ik weinig leuker dan een ongedwongen gesprek voeren en tussen neus en lippen door die tweehonderd woorden eigenlijk al te horen, de lijnen van het verhaal in wording al te herkennen. Vanmiddag was het bovendien mooi om te zien hoe de ontwerpers elkaar nauwelijks tegenspraken, maar aanvulden. Gevraagd naar hun bijzondere, individuele kwaliteiten, begonnen zij vervolgens niet over zichzelf, maar wijdden zij juist over de anderen uit. Toen er weer werk aan de winkel was, en ze een voor een wegliepen van mijn voicerecorder, deden ze dat ook met het volste vertrouwen dat degene die achterbleef, heel goed voor hen allemaal kon spreken. Dit was wat je een drie-eenheid noemt.
Archief voor maart 2010
Oorzaak en gevolg
Op ooghoogte
Ik ben eraan gewend geraakt naar de grond te kijken als ik over straat loop, misschien omdat ik dan beter kan nadenken. Dan zie ik soms verloren voorwerpen, die gevonden voorwerpen worden zodra ik ze opraap. Een oorbel of, zoals vanochtend, een briefje:
Even verderop besloot ik maar op te houden met denken voor vandaag. Ik kon ook gewoon voor me uit kijken. Misschien zou ik de dingen zelfs beter zien, en toch niet hoeven struikelen. Op ooghoogte.
Omhoog kijken kon natuurlijk ook – maar toen begon het te regenen.
Letterlijkheid
Bezoek aan mijn lijfarts, deel zoveel. We praten de laatste tijd nogal veel, misschien omdat de geest nu eenmaal ook door het lichaam spookt en heil behoeft. Ons gesprek van vanmiddag bracht een haptonoom in herinnering die ik jaren geleden heb bezocht. Hij merkte op een bepaald moment mijn gevoeligheid voor taal op en begreep dat hij mijn genezing kon bespoedigen door de juiste, soms pijnlijk juiste woorden tegen mij te zeggen. Nadat hij me in de houdgreep had genomen en mijn werveltjes in het gelid getrokken had op het moment dat ik uitademde, hijgde hij uit en sprak over ‘hardnekkigheid’ en ‘halstarrigheid’. Waarmee hij vanzelfsprekend ook op de mentaliteit doelde waarmee ik destijds roofbouw pleegde op mijn lichaam. Ook mijn huidige lijfarts deed vanmiddag een beroep op mijn gevoeligheid voor de letterlijke betekenis van de woorden. Na mijn beschrijving van de nog overgebleven klachten, nam zij het woord ‘onbuigzaamheid’ in de mond. Ik moest mezelf maar eens afvragen waarvoor ik niet wilde buigen, vond ze. Ik zei dat ik wel een vermoeden had. Maar ze verlangde niet direct een antwoord, het was misschien zelfs beter nog niet te antwoorden. Ik kreeg de tijd.
Zurückbleiben, bitte (8)
Briefschrijven
Ik zou zo vanzelfsprekend willen schrijven als ik adem en loop, met ontspanning en aandacht, zonder na te denken. Maar ik loop weer te doelgericht de laatste tijd, tot de pijnscheuten erop volgen. ‘Vertragen,’ roept mijn innerlijke apotheker, ‘en je concentreren op wat het in wezen is: vooruit bewegen, doordat je je gewicht verplaatst.’ Ik herkende het verband met het schrijven gisteravond, toen ik sinds lange tijd weer eens een soort brief schreef (in feite een lange e-mail, omdat er toch dingen veranderd zijn in de tussentijd).
Zeventien jaar geleden, toen ik in Italië studeerde, schreef ik dagelijks lange brieven over wat ik daar meemaakte. Die brieven schreef ik spontaan, in één keer op, waardoor ik soms halverwege een zin tot een creatieve wending gedwongen werd vanwege de woordkeus in het eerste deel. Er was geen kladversie: ik maakte een kopie achteraf om te bewaren. Zo ging het uiteindelijk ook gisteren. Omdat het belangrijk was wat ik wilde schrijven, had ik lang nagedacht (tijdens het lopen) en wat aantekeningen vooraf gemaakt. Maar ik vergat die volkomen zodra ik begon te schrijven. Omdat de brief eigenlijk een e-mail was, kon ik natuurlijk corrigeren, en op de backspaceknop drukken. Maar ik wilde niets verzwijgen, niet corrigeren, niets herstellen, gewoon uitspreken wat ik voelde en dacht op dat moment. Zonder reserves.
Het bloed kruipt echter waar het niet gaan kan en vanochtend voelde ik een soort achterdocht opkomen. De brief was een uitdrukking van mijn gevoel, maar ik maakte me ineens zorgen over het ogenschijnlijk bedachte karakter ervan. Ik schrijf graag correcte, liefst mooie zinnen en die moeten nu eenmaal aan een redelijke logica voldoen. Zo ontstaat al snel iets dat achteraf bedacht zou kunnen lijken om de dingen kloppend te maken, puur en alleen al door het gebruik van grammatica en syntaxis. Er kunnen dan verhalen ontstaan, die weliswaar een soort orde scheppen, maar niet noodzakelijk de waarheid zijn. Ik wantrouwde vanochtend ineens mij eigen woorden, en daarmee mijzelf.
Gelukkig kwam er antwoord op de brief. Waarmee duidelijk werd dat één brief maar de helft van het verhaal is. De enige echte, samenhangende werkelijkheid gaat schuil in de uitwisseling van brieven. Zo geef je dus een creatieve wending aan de eerste helft van de zin. Dan is er geen angst en aarzeling, maar aandachtig lopen, ademhalen in taal. Dan is er geen vel met aantekeningen, geen kladversie nodig, dan hoef je nooit meer te corrigeren, nooit meer afscheid te nemen, dan is er geen leven meer in Backspace.