Archief voor maart 2010
Uit de leeszaal (35)
‘Net als negentig procent van de mensen wil ik in wezen altijd zijn op de plek waar ik niet ben, op de plek waar ik net vandaan ben gevlucht. Die fataliteit is de laatste jaren steeds erger in plaats van beter geworden en ik ga met steeds kortere tussenpozen naar Wenen en weer terug naar Nathal en vanuit Nathal naar een andere grote stad, naar Venetië of Rome en weer terug, naar Praag en weer terug. En de waarheid is dat ik alleen zittend in de auto tussen de ene plaats die ik net heb verlaten en de andere waar naar toe ik onderweg ben gelukkig ben, alleen in de auto en op reis ben ik gelukkig, ik ben de ongelukkigste aankomer die men zich kan voorstellen, om het even waar ik aankom, als ik aankom ben ik ongelukkig. Ik ben een van de mensen die het in feite op geen enkele plaats ter wereld uithouden en die alleen gelukkig zijn tussen de plaatsen waarvandaan ze wegrijden en waar ze naar toe rijden. Jaren geleden dacht ik nog dat je van zo’n ziekelijke fataliteit automatisch algauw helemaal gek zou worden, maar ik werd er totaal niet gek van, in feite is het zo dat die fataliteit mij behoedde voor zo’n gekte waarvoor ik mijn hele leven bang ben geweest.’
[Thomas Bernhard, De neef van Wittgenstein, p. 101.]
Het onmogelijke project
Vandaag was het dan zover: in een galerie op Broadway, New York kondigde Impossible Projects aan dat de deadline gehaald is. In de voormalige Polaroidfabriek in Enschede is twee jaar hard gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuwe samenstelling van chemische stoffen die hetzelfde kan bewerkstelligen als de oorspronkelijke mix voor het tot stand brengen van polaroidfoto’s. Ik schreef er al eerder over. Het nieuw ontwikkelde materiaal wordt aangeboden in cassettes die passen in de oude polaroidcamera’s en levert dezelfde vorm en kwaliteit foto’s op. Mediahype of niet, de poloraid was vandaag weer in het nieuws. Polaroid is not dead – yet.
Ze worden in Enschede geproduceerd – door 13 mensen, in fabriekshallen die destijds voor honderden medewerkers waren bedoeld. De huidige werknemers zijn elkaar daarom wel eens kwijt.
In een radioreportage van de VPRO vertelde één van initiatiefnemers, André Bosman, dat hij op het evenement waarmee destijds de fabriek gesloten werd, zijn huidige zakenpartner tegenkwam, die van zins was een doorstart met het product te maken. Eigenlijk had hij hem er van de Amerikaanse eigenaar van de fabriek juist van moeten overtuigen dat het geen zin had, maar in hun gesprek raakte ook Bosman toch begeesterd van precies dat idee. Er werden investeerders gevonden, de fabriekshallen werden gehuurd, en ze gingen op zoek naar de nieuwe chemische cocktail die het polaroidrecept moest vervangen. Vandaag konden zij het eindresultaat dan presenteren. En vanaf vandaag kan er dus weer onbezorgd worden afgedrukt met de klassieke direct klaar camera.
Natuurlijk worden de films niet meer gemaakt met de pretentie voor een groot publiek te zijn. De nieuwe doelgroep is de verzameling creatieven in alle grote steden van de wereld die geloven in de onverwachte mogelijkheden van de direct klaar camera. In ieder land is dat een kleine groep, maar allemaal samen vormen zij naar verluidt een interessante markt. Het bedrijfsplan lijkt te kloppen en levensvatbaar te zijn. Ik help het ze hopen, want ook ik geloof in de schoonheid van de direct klaar foto, dat spreekt wellicht voor zich.
Toch zag ik vandaag eigenlijk alleen de enorme, bijna lege fabriekshallen voor mijn geestesoog, waar koortsachtig aan de verwezenlijking van een onmogelijk project wordt gewerkt. Net zolang tot het mogelijk blijkt te zijn.
Herkenning
Een avond niets
Twee dagen zon en inspiratie liepen gisteravond dan toch echt op hun einde. Er fonkelde nog wel een ruwe diamant van een idee tijdens de borrel na de ‘Avond van André Pielage’ in het CBKU, maar ik was toch echt op weg naar het einde. Dat er tijdens het interview met de kunstenaar regelmatig werd gesproken over de leegte in zijn werk, vond ik wel vermakelijk. Al was het maar omdat ik zelf graag over leegte en het niets nadenk, en een van mijn beste vrienden prachtige installaties maakt die vrijwel onzichtbaar zijn.
‘Je werk is eigenlijk niets’, typeerde de interviewer André’s objecten. ‘Het is vaak zo dat een probeersel niet eens tot stand komt’ zei hij zelf, in de beschrijving van zijn kritische houding.
De avond was georganiseerd naar aanleiding van de groepstentoonstelling Aandacht 2. De opening daarvan werd ook gevuld met leegte, in de woorden van een absurde redenaar met een bagel in zijn hand. Hij hielde een vermakelijk verhaal over ‘gaten’ en had daar ook een boek over geschreven (en was daarin zeker niet de eerste). De meligheid en willekeur liggen bij dit soort onderwerpen vaak op de loer (‘opening’ wordt ook een dubbelzinnig begrip, als je een bagel in je hand houdt), al was het maar omdat je met ‘gaten’ zoek en vervang door ‘niets’ of ‘alles’ zou kunnen doen en dan vermoedelijk vrijwel hetzelfde verhaal zou overhouden.
Natuurlijk heeft het wat, het eindeloos verzamelen van alles wat met zo’n schijnbaar onooglijk onderwerp te maken heeft en het daarmee buiten proporties uitvergroten. Matthijs van Boxsel doet het met de domheid ook heel goed. Ik ben meestal wel gecharmeerd van een dergelijke grondige vasthoudendheid, van zo’n verliefdheid op een onderwerp, van mensen die maar door blijven hameren op hetzelfde aambeeld, net zolang tot je er helemaal gek van wordt. Want het mondt uit in de absurditeit die het leven uiteindelijk eigen is, en het gaat tenslotte nergens meer over. Zodat we alsnog rustig kunnen gaan slapen.
De vraag die bij mij overbleef na het interview van gisteravond, was die naar de zin een beeldend kunstenaar te ondervragen over de betekenis van zijn werk, zonder dat je om een soort verantwoording vraagt (en dat heeft al helemaal geen nut). Het werk is, en het heeft, als het goed is, een onmiskenbaar effect. Alles wat er gisteren meer over werd gezegd, kon wat mij betreft dan ook in een zwart gat, in het niets verdwijnen. Net als mijn bewustzijn, toen ik ging slapen. Ik was doodop, en blies de geïnhaleerde geest weer uit. Met alle respect voor André.
Voorbereidingen op Brugge
Een dag vol met ideeën, en allemaal hielden ze verband met de fotografie. Zo maakte ik vanmiddag met L. de voorbereidingen van een fotothemaweekend In het kader van Brugge. Mede naar aanleiding van korte verhalen van mijn hand gaan wij met fotografen in die stad aan de slag met de verbeelding.
Negentiende-eeuwse foto’s werden mij aangereikt als inspiratiebron.
‘Ik ben hier maar tijdelijk, ik ben grijs, doorzichtig, alsof ik net ben aangekomen, of op het punt sta om te verdwijnen. Hij staat er daarentegen bij als een standbeeld. Wijdbeens, met bolhoed en wandelstok, alsof hij ervoor betaald wordt om de hele dag naar de Belfort toren te kijken. Trots, standvastig, de sluitertijd overlevend. Ik spreek even met hem, maar ik ben onderweg, dus ik zal wel niet in beeld komen. Een veeg teken blijven. Ik heb ook het gevoel dat hij dwars door me heen kijkt, alsof ik er helemaal niet ben. (…)
Misschien moet ik meebewegen. Of misschien moet ik juist stilstaan, zodat ik meer licht opvang. Langer op dezelfde plek wachten en mijn ogen openhouden. Misschien zie ik dan pas wat de man met de bolhoed ziet. Of moet ik niet op dit plein zijn, maar op het station, waar tenslotte nog altijd beweging is. Misschien slaag ik er dan wel even in in het hier en nu te zijn, waar alle tijd tegelijk is, waar stilstand en beweging naast elkaar bestaan, zoals leven en dood dat doen. In een momentopname. Vlak voordat we samen weer verder reizen met het licht, de toekomst achterna.’