Als ik dichtbij stond, zag ik alleen verf. Lekkere verf, wellustig aangebrachte, soms grof weg geschraapte verf, maar verf: olie en pigment. In tientallen kleuren en met de suggestie van licht. Wanneer ik een stap naar achteren deed, zag ik minder van de rijke, spannende vlakken, randjes en overlappende lagen en kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat in de verf bepaalde vormen schuilgingen. Deed ik nog een paar stappen naar achteren, dan zag ik bomen en velden verschijnen, schaduwen en water, een landschap. Dichtbij en veraf, diepte. Het mag een bekend fenomeen zijn, maar ik onderging het zondag als een pasgeborene in de wereld van het kijken, toen ik de schilderijen van mijn vriend F. weer eens terugzag. Wat was het nu eigenlijk dat ik zag: landschap of verf, of allebei? Vandaag besefte ik dat ik de ervaring van afstand onderging, of het gebrek daaraan.