Archief voor januari 2010
Waar zou ze nu zijn?
De fotograaf, ondertussen
Het was aangekondigd als een lezing, maar het was meer een hoogwaardige dia-avond, voor een zaal met fotografen. Hij las ook niks. Wij ook niet; het was meekijken, kijken en daarna, buiten, anders om ons heen kijken. Foto’s van Hans Wilschut uit Lagos, Dubai, Shanghai, Istanbul, Rotterdam en nog veel meer, met commentaar van de maker. Industrie in keihard kunstlicht, havens en bouwplaatsen, snelwegen en het uitzicht uit hotelkamers. Structuren, patronen, lijnen. Gebouwen die na kraken townships zijn geworden, gebouwen als bewoonde rotsen, gebouwen die van een pijnlijk verleden getuigen, of van een waardeloze toekomst, gebouwen die spiegelend wegvallen in wat voor en achter ze staat – gebouwen, hoe dan ook, die spreken.
Terwijl we naar zijn werk keken, en luisterden naar zijn droogkomische verhalen over eindeloos wachten op vergunningen en bureaucratische toestanden, over fixers en assistenten, over benarde posities op daken en snelwegen en het gehannes met zijn technische camera (wel honderd keer genoemd), dacht ik aan de andere foto’s die hij ondertussen nog maakt. Hij liet het werk zien dat hij tentoonstelde en verkocht en zei: ‘ik ga nooit ergens heen zonder reden’. Maar hij maakt ook foto’s van de mensen die hij ondertussen ontmoet, van de ruimtes waar hij toevallig terecht komt, van details onderweg. Daarvan zie je ook wat terug op de blog die hij bijhoudt. En die heeft precies de verteltoon waarmee wij ons gisteren twee uur hebben vermaakt. Ook fijn, ondertussen.
Naar huis schrijven
Aan het einde van de dag, als er geen bezoek meer is, als de telefoons en mailprogramma’s zwijgen, als ik geen letter meer kan lezen, als de kinderen van mijn bovenburen niet meer rennen en lachen maar slapen, als de televisies, het vuurwerk en de muziek stil blijven, zie ik mezelf weer terug. Dan sta ik stil bij wat ik, geloof ik, nog steeds het liefste wil: ergens anders zijn – om van daar weer terug naar hier te kunnen schrijven. Over wat ik gezien heb en gehoord; om te vertellen en daarmee te begrijpen wat ik heb meegemaakt; om te delen wat ik voel, en waar ik naar verlang, of naar wie. Het liefste van alles wil ik naar huis schrijven.
De drempel van de droom
Vlak voordat ik wegloop, het diepe duister in, zwik ik soms nog even van het trottoir van de dag. Ik ontwaak dan met een stuip en fluister soms mijn eerste droomflarden. Eigenlijk was ik dan nog in gesprek misschien, officieel nog niet in slaap. Maar toch. De eerste droom, waaruit ik dan wakker geschoten ben, heeft vaak nog een verband met de dag die eraan vooraf ging, of waarover we spraken. Het is dan alsof de werkelijkheid langzaam maar zeker uit elkaar aan het vallen is, als een vergeten pak kranten in de regen. Maar juist doordat het verband niet langer meer logisch is, geen alledaags verhaal, krijgt hij betekenis; de droom geeft iets prijs van de onderstroom.
Soms droom ik dat ik van een berg stort, maar dat ik tijdens die niet te stuiten vrije val in het ravijn ergens in de lucht nog sturen kan, over de toppen van de bomen kan rennen, versnellen zelfs, om de plek te bepalen waar ik zacht kan neerkomen, of tenminste niet al mijn botten breek. Dat ik daarover beslissen kan, alsof vallen een vaardigheid is.
Ik word nog steeds wakker. Of ik sta nog steeds op de drempel van de droom.
Mist
Ik keek uit het raam en zag de mist. Ik wilde naar buiten, naar de mist toe. Ik wilde er middenin staan, hem aanraken, iets in hem begrijpen, en ik ging lopen. Maar ik vond de mist niet, zelfs niet in tranen van mijn wimpers, als ik mijn ogen dichtkneep. Hij bleef als een onduidelijke horizon bestaan, zoals het geluk misschien. Je kunt hem alleen zien, en dat stelde me gerust.