Archief voor december 2009
De lijntjes
Voor twee tellen
Ik fiets er iedere dag langs. Ik had voor twee moeten tellen.
Woensdag was J. hier weer eens op bezoek. Traditiegetrouw praatten we niet alleen bij over lichaam en geest, maar speelden we ook een partijtje schaak. Dat paste er precies bij, want tijdens het spelen praatten we verder, met gescheiden hersenhelften als het ware, die zich vanaf dat moment elk met iets anders bezighielden. We doken onder het oppervlak, bestudeerden de bont gekleurde vissenscholen, kameleontische, gecamoufleerde roggen en krabben en kreeften die plotseling uit het koraalrif van ons onderbewustzijn tevoorschijn konden schieten. En we observeerden het effect op ons eigen spel en dat van de ander. Het was afleiding door ironische intimidatie, door bluf met zelfvertrouwen of sterke verhalen maar ook: door het plotseling openbaren van kwetsbaarheid en het vragen naar de zere plekken… bij de tegenstander. Alles leek geoorloofd om het potje te winnen – ook al ging het ons daar niet om. Natuurlijk niet. Uiteindelijk wint steeds diegene die dat zelf van tevoren absoluut niet had verwacht. Plotseling blijkt dat hij de ander schaakmat gezet heeft, vaak meer tot zijn eigen verbazing dan die van de verliezer – en de verliezer, dat was ik deze keer. Het begon met toren g1-e1. Dat had ik nooit moeten doen, ik was nog wel zo gewaarschuwd.
Van de schrijftafel (2): reanimatie
Uit de leeszaal (27)
‘Ik zou graag van de gelegenheid gebruik willen maken om het een en ander plechtstatig te openbaren aangaande het kunstenaarsbestaan. Omdat ik vooringenomen ben. Ziehier.
Kunstenaars brengen producten voort waar vooreerst niemand behoefte aan heeft. Daarom is kunst zo belangrijk. Daarom is kunst zo overbodig.
Theodor Adorno heeft (ik haal hem meteen maar aan, want hij heeft meer aanzien dan ik) over die Nutzlosigkeit der Kunst geschreven: “Gerade als nutzlose ist sie der absolute Protest in einer Welt des totalen Nutzens.”
(…)
Zoals je je ook niet moet laten beïnvloeden als de bezoeker een schilderij mooi vindt, dat jij zojuist hebt afgekeurd en dat daar toevallig nog staat. Is me wel eens overkomen. Laat je niet ompraten. Vernietig het schilderij. Laat de bezoeker maar bazelen. Jij bent de baas.
Mijn betoog komt waarschijnlijk hierop neer: je moet zelf bepalen wat goed is of niet. Dat duurt soms, maar op een goudomrand moment weet je het zeker. Dan kan niemand je meer van je standpunt afbrengen. Nogmaals: jij bent de baas. Je tuimelt van de ene twijfel in de andere, maar jij bent de baas.
Ik verbaas me als ik jongere kunstbeoefenaars hoor zeggen dat ze twijfels hebben over hun functie, vanwege de weinige respons. Je kunt twijfels hebben over de kwaliteit van je werk, maar over je functie in de maatschappij? Ik zou je dringend aanraden om daar geen twijfels over te hebben. Je hebt geen functie, niemand zit op je te wachten, dat heb ik al gezegd.’
[Armando, ‘De parabel van de zee en de knopendoos’, in: Berlijn, p. 115, 118]
Ontbijt
Zo ziet mijn Nederlandse ontbijt eruit: pindakaas, hagelslag en een pijnstiller. Wanneer ik ervan eet, met een bewustzijn dat nog in halfslaap verkeert, zijn er altijd een paar woorden die mijn aandacht vragen. Woorden die op mijn lippen liggen; woorden voor de beelden uit mijn laatste droom; woordflarden uit de krant die voor me op tafel ligt. Ik lees ze dan vaak letterlijk, alsof ik de taal iedere dag opnieuw moet leren gebruiken. Wat misschien ook zo is. Vanochtend verbaasde ik me weer over de ‘pijnstiller’, die iets anders moet zijn dan een ‘painkiller’ zoals ze die in Engels sprekende gebieden kennen. De pijnstiller maakt de pijn alleen stiller, maar doodt haar niet. Althans niet in het Nederlands, en dat is de taal waarin ik leef.
Als de koffie even later zijn wekwerk heeft gedaan, zie ik in dat de woorden natuurlijk maar woorden zijn. Dat stilstaan bij letterlijke betekenissen een vorm van fundamentalisme is. Dat woorden gebruiken, vastleggen is, benoemen, na-denken; denken nadat er iets was – nutteloos, luchtig of vluchtig als het leven zelf.
Om daarna toch te kunnen schrijven, moet de schrijver wel aan een ongeneeslijke ziekte lijden, eentje die zich met geen pijnstiller laat onderdrukken: de ziekte van het droomdenken.