‘Een grote golf dreigde me te grijpen,” zei de zevende man rustig. (…)
“Het was een reusachtige golf,” ging de man verder. “De grootste die ik ooit gezien had. Die golf miste me ternauwernood. In plaats daarvan sleurde hij iets mee dat voor mij het allerdierbaarst was en verdween ermee naar een andere wereld. Het heeft lang geduurd om te herstellen van wat er toen is gebeurd. Kostbare jaren die niet meer zijn terug te draaien.” (…)
Toen zei hij: “Ik denk niet dat het de angst zelf is die het meest angstaanjagend is in een mensenleven. Er is zeker angst. Die neemt allerlei vormen aan en drukt soms op ons leven. Maar wat beangstigender is, is die de rug toe te keren en er de ogen voor te sluiten. Als we dat doen, geven we het allerbelangrijkste wat in ons is over aan iets anders. In mijn geval… was dat een golf.’
[Haruki Murakami, ‘De zevende man’, in: Blinde wilg, slapende vrouw, p. 181, 196-197]
Archief voor september 2009
Meeting Point, Parting Point
In afwachting van L. zat ik gisteren op een bankje bij het Meeting Point van het station. Om mij heen stonden anderen ook te wachten. Soms tuurden ze licht gespannen in de verte; soms was er al een glimlach om het aanstaande vertrek of weerzien in hun gezicht te zien; soms stonden ze vast in het drukke sms- of telefoonverkeer met iemand die er nog aan moest komen, of elders in het station rondliep. Regelmatig vielen geliefden, familie en vrienden elkaar in de armen, en groepjes werden compleet. Zodra het wachten voorbij was, was eigenlijk iedereen zonder uitzondering blij. Het Meeting Point was een plek van troost, ook voor de toeschouwer; ik wist waar ik naar toe zou kunnen als ik daar behoefte aan had.
Na het bezoek aan Amsterdam, keerden L. en ik weer terug op het station. Met onze intense gesprekken over anderen nog in gedachten, liep ik alleen verder door de stationshal en vroeg me af waar het Parting Point was, de plek om afscheid te nemen. Misschien nam je geen afscheid in een hal waar iedereen bij was; dat moest in een intieme sfeer, in het halfduister waarschijnlijk. Misschien in een ondergrondse loods met alleen maar uitgangen, in alle windrichtingen. Een loods waar traanwater langs de wanden naar beneden sijpelde, waar een koude tochtstroom de stalen deuren liet piepen in de scharnieren en hier en daar een nis was met leren banken en schemerlampen; gelegenheid voor een laatste omhelzing. Of misschien nam je toch het beste afscheid in de buitenlucht, waar geen opgeslotenheid bestaat – op straat. Ik maakte me voorstellingen van de laatste kruising, de laatste splitsing waar de wegen zich zouden kunnen scheiden.
Ondertussen: in Brussel
Reclameblokje
Ik wil er geen gewoonte van maken, maar toch: even een reclameblokje. Vanaf woensdag 23 september gaat het Nederlands Filmfestival weer van start. Het festival zelf behoeft geen reclame, om meerdere redenen waarover ik hier nu niet zal uitwijden. Op het festival wordt echter ook de korte film Strike van Jonas Klinkenbijl vertoont.
Jonas was de afgelopen weken volkomen ondergedompeld in de productie van zijn nieuwe film. Toen ik hem tegenkwam op straat, herkende hij me dan ook nog maar ternauwernood. Enkele dagen later stuurde hij me wel de link naar de website van Strike, the movie die op het festival is opgenomen in een verzamelprogramma van korte films. Strike belooft een bijzondere ervaring te worden, en je kunt hem zien op 26 of 29 september. Het is maar dat je het weet.
Bestemming: Doel
Omdat we een bestemming zochten, kwamen we gisteren uit in Doel. Hoe vanzelfsprekend kan het soms zijn: The plan it wasn’t much of a plan, I just started walking… Doel is een dorpje onder de rook van Antwerpen, of beter gezegd: onder de rook van een kerncentrale. Het dorpje wordt onteigend en gesloopt, omdat op die plek een nieuw dok voor de Antwerpse haven gepland is. Daar was al vele jaren sprake van, maar recentelijk is daadwerkelijk het einde van het piepkleine dorp aangevangen. Na talloze, vergeefse protestacties, trekken de mensen er nu uit weg. Bijna alle huizen staan leeg, alleen een enkeling verzet zich nog met spandoeken, en advocaten. Hier en daar huist een stadsnomade omdat er, vanwege de zekerheid van de tijdelijkheid, voor wonen niets meer betaald hoeft te worden.
Het leven verdwijnt, het geluid sterft er langzaam uit. Ook nu al overheerst de wind. Aan de muren van de leegstaande huizen en in overwoekerde tuinen en boomgaardjes hangen tientallen gedichten in een poging het einde te verzachten, of het uit te stellen. Maar het kromme rijm brengt geen recht. Juist de poëzie en de grote artistieke schilderingen van stieren, varkens, ratten en vogels op de muren van de verlaten panden maken definitief een einde aan het gewone leven in Doel. Het is voorbij: het dorp is een decor geworden, slechts doel voor het doelloze.
Er woei een levenbrengende, krachtige wind gisteren en de zon maakte de schaduwen van de huizen op de lege straten langer en langer en langer. Het was een prachtbestemming.
Iemand kunnen plaatsen
Merkwaardig patroon: ik blijf de mensen die ik ken nadrukkelijk aan de plaats koppelen waar ze wonen of vandaan komen. De stad, het dorp, of een belangrijke plek in hun leven van nu. Zonder land van herkomst, zonder stad van bestemming, zonder vaste woon- of verblijfplaats bestaan ze voor mij niet echt, of dreig ik ze te vergeten. Als ik de stad uitga en ze op afspraak bezoek, schrijf ik soms de naam van die plaats in mijn agenda, en niet de naam van degene die ik daar bezoek. Schuilt daarin een belediging? Is voor mij niet de omgeving de context, maar degene waarmee ik daarin verbonden ben? Of is het zoals regisseur Gus van Sant bij het verschijnen van zijn film Paranoid Park zei: ‘Ik raak er steeds meer van overtuigd dat de setting het verhaal is.’? Misschien is het nog onschuldiger, en geeft het eenvoudig mijn manier van onthouden weer: ik wil iemand kunnen plaatsen. De plaats geeft me de mensen dan weer terug in herinnering, soms via het weerbericht: ‘morgen zware regenbuien in Istanbul’.