Archief voor juli 2009
Kiez
Een van de nieuwe woorden die ik de afgelopen weken heb geleerd, is ‘Kiez’. Een Kiez is een aanduiding van het gebied waar je in de stad woont, zoiets als je wijk of je buurt, maar dan net een beetje anders. De grens van een Kiez (meestal aangeduid als ‘mijn Kiez’) staat ook niet vast, is misschien zelfs wel flexibel, veranderlijk met de tijd. Het is zoiets als een biotoop. Dus niet ‘Kreuzberg’, ‘Mitte’ of ‘Prenzlauerberg’ maar een kleiner gebied binnen de stad waarmee je je verbonden voelt. Een straat of vijf tot acht misschien. Als dorpsjongen op de vlucht, met een fascinatie voor taal en voor de grote stad, ben ik verliefd geworden op het woord Kiez. Ik onderzoek zijn betekenis in de dagelijkse realiteit en mijn gevoel erbij; ik verken de grenzen en vraag me ook af hoe groot een Kiez ooit zou kunnen worden.
Voor mijn begrip worden mij dagelijks ideeën aangereikt. In een artikeltje over stand-up comedians lees ik: ‘Dem Berliner sein Kiez birgt meistens ein pralles Leben mit allen Schrulligkeiten dieser Welt’ (De Kiez van de Berlijner biedt meestal een vol bestaan, met alle grillen van deze wereld.) En onwillekeurig moet ik weer even aan Walter Benjamin denken. In een artikel over Bar 25, een van de legendarische bars langs de oever van de Spree, die moet wijken voor een megalomaan vastgoedproject, schrijft Jan Joswig een prachtige typering van locaties als deze Spreeufer gemeenschappen, en geeft wat mij betreft ook een mooie omschrijving van een Kiez: ‘Eine Großstad macht vor allem Sinn, weil so viele Menschen zusammenkommen, dass man kleine Dörfer mit ganz spezieller Bevölkerung bilden kann.’
Ik ben hier natuurlijk tijdelijk, dus van een echte Kiez kan geen sprake zijn. Mijn leven hier is anoniem en versplinterd, en ik bind mij hier nauwelijks. Alleen in bar La Tazza weten ze ondertussen dat ik ’s ochtends een dubbele espresso wil. Ik zou mijn Kiez dan ook niet kunnen beschrijven, maar hem misschien wel kunnen schetsen, in de geest van de letterpatronen die het Stillman personage in Paul Austers Broze stad door de straten van New York loopt. Het zal een vorm met verre uitschieters zijn; een sterrenstelsel, met denkbeeldige lijnen tussen de puntjes. Mijn Kiez is vooralsnog fictie, een verhaaltje.
Dromen met Walter Benjamin
Ik liep even door mijn eigen huis gisteren, op weg naar mijn werkkamer, maar toen ik er een boek van tafel wilde pakken, spatte het in een druppeltjes heimwee uiteen. Ik woonde in het Brechthaus een inspirerende avond bij over het werk van Walter Benjamin, met Benjamin-kenner Burckhardt Lindner.
Walter Benjamin… ook een project dat nog op uitvoering wacht. Ik verzamel nu al jaren knipsels, boeken, citaten en aantekeningen voor ‘iets’ dat ik met zijn werk wil doen. Het is zo’n vermoeden van noodlottigheid waarvan ik nog niet precies weet wat het behelst, maar overtuigd ben dat ik het niet ontlopen kan. En iedere nieuwe ontmoeting bevestigt dat vermoeden.
Reeds in het motto van de Walter Benjamin-week in het Brechthaus lag er al een spoor van besloten: ‘In der Analyse des kleinen Einzelmoments den Kristall des Totalgeschehens entdecken’.
Een duidelijk verband tussen zijn fascinaties en de mijne, schuilt natuurlijk in het Passagenwerk en zijn interesse in de observaties van (zichzelf als) de figuur die zowel flaneur, kind, (lompen)verzamelaar en lezer is – alles tegelijk (in wereldsteden als Berlijn en Parijs), en die observaties op schrift stelt; de schrijver is een en dezelfde, vijfvoudige persoonlijkheid.
Walter Benjamin was een fragmentarisch werkende filosoof, en zijn teksten zijn vaak zeer complex. Ik vermoed echter dat ik, vanwege de sympathie die ik al voel nog voordat ik zijn werk degelijk heb bestudeerd, in staat zal zijn scherpzinnigheid te tonen; aan meer lezers dan er nu zijn over te brengen wat hij wilde laten zien. Dat kan nog jaren duren, want hij is een van de vele stapeltjes paperassen in mijn werkkamer, hier 634 kilometer vandaan. Maar het komt, want Walter is een vriend, ook al ken ik hem nog niet echt.
Gisteren droomde ik met hem weg, op de golfjes van zijn microkosmische reizen; bij de gedachte dat Einbahnstraße begonnen was als een aforismenboek voor vrienden (lees: blogger voordat er internet was) en met een glimlach van herkenning bij zijn beschrijving van de flaneur die zo uitgeput raakt van zijn omzwervingen door de stad dat hij in ‘grenssituaties’ terecht komt, met dito inzichten.
Wat me van gisteravond echter vooral bijbleef, was het verhaal dat Benjamin zijn dromen opschreef, niet altijd direct de volgende ochtend, maar soms veel later, tot wel twintig jaar naderhand. Hij deed dat uit de overtuiging dat juist de angst de droom vast te willen houden ervoor kan zorgen dat hij verloren gaat. Er is een prachtig boekje gemaakt waarin een aantal van zijn dromen en zijn beschouwingen over het dromen (‘Es träumt mir…’) gebundeld zijn. Dat ga ik morgen kopen, om op het stapeltje te leggen. De avond van gisteren werd besloten door Burckhardt Lindner die een nog niet gepubliceerde droom van Benjamin voorlas. Want, zo zei hij onbedoeld poëtisch: ‘Er zijn nieuwe dromen opgedoken.’
Avonden met Antony
Ik was de dag van gisteren goed begonnen, geheel in de geest van de door S. krachtig samengevatte formule: iedereen + niet = schrijven. Maar donkere wolken pakten zich in de loop van de middag samen boven Berlijn en ik voelde me ineens meer alleen dan ik tot dan toe had gedaan. Dus heb ik maar weer eens een avondje met Antony doorgebracht. Soms kun je van de dingen alleen de verdrietige kant zien. Dan kan er troost schuilen in het gedeelde verdriet, en in de muziek. Het weer sloot zich er bij aan, maar misschien was het juist wel andersom.
Vervolgens las ik natuurlijk wat ik wilde lezen, in het boek dat ik las:
‘Er gebeurden in die tijd dingen in Fanshawes familie die ongetwijfeld van invloed waren en het zou verkeerd zijn om ze niet te vermelden. Of ze van essentiële invloed waren is een andere kwestie maar ik hel over tot de mening dat alles meespeelt. Uiteindelijk is elk leven niet meer dan de optelsom van incidentele feiten, een kroniek van samenlopen van omstandigheden, van stom toeval, van willekeurige gebeurtenissen die niets anders onthullen dan hun eigen doelloosheid.’
[Paul Auster, New York Trilogie/De gesloten kamer, p. 249]
Daarop volgden een rusteloze nacht en ochtend, en ik kon vandaag niet meteen weer aan de slag. Dus sprong ik op de fiets voor een nieuwe verkenning van de rafelranden van Berlijn, en reed via Berlin Ostbahnhof in de richting van Rummelsburg en Lichtenberg. Onderweg zag ik prachtige hergebruikte loodsen en aanverwante panden; leegstaande woonblokken die toch bewoond bleken te zijn en onbereikbaar, vervallen industrieel erfgoed. Ik vond het bekijken van die onkruid overwoekerde terreinen in mijn eentje niet precies half zo leuk als met zijn tweeën. Desondanks dompelde ik me toch als een kind onder in dit spel, en slaagde erin de tijd te vergeten, mezelf te verliezen in wat ik zag en mijn verbeelding vrijuit te laten stromen. Zo begon ik vervolgens toch weer mogelijkheden te zien en vond ik de rust voor een heilzame siësta. Voordat de avond begint en ik Antony zal fluiten, op de fiets dwars door de regen heen als het moet, de stad in.
Kijkrichting
Iets zien of iets niet zien, dat heeft niet alleen te maken met de kwaliteit van je ogen. Het gaat ook om je stemming, en om je bereidheid iets te zien (iets kunnen zien, omdat je ervoor open staat). Het heeft bovendien te maken met de richting waarin je kijkt. In Berlijn kijk ik ver vooruit en veel omhoog, omdat het hier groot en hoog en uitgestrekt is zonder weerga. Er is eenvoudigweg heel veel te zien. Aan het einde van de dag ben ik soms gewoon doodop van het kijken, heb ik de buik vol van al dat voedsel voor mijn ogen. Gisteren keek ik vooral naar beneden, omdat ik wat in mezelf gekeerd was, en ik zag het asfalt en de voetpaden onder mijn schoenen. De trottoirs bestaan hier uit steeds wisselende combinaties van stoeptegels, grotere stenen platen en de wondere werelden van kinderkopjesmozaïek.
Iedere volgende meter vertoonde weer een ander beeld. Een patroon, een ingewikkeld patroon, een heel ingewikkeld patroon of… juist helemaal geen patroon? Ik verwachtte geen antwoord, vroeg niemand iets, vond het al heel interessant zo. Ik hoef niet alles precies te begrijpen.