Archief voor juli 2009
Verplaatsing
Ook al had ik een aantal uren doorgebracht met een enigszins frustrerende urban exploring trip naar het voormalige krankenhaus van Staaken, voor mijn gevoel zat ik gisteren de hele middag in de U-bahn. Vanwege onderhoudsachterstanden rijden er veel minder treinen in het bovengrondse S-bahn verkeer en was verplaatsen met de ondergrondse het meest efficiënt. Geen probleem, want ik houd van het me verplaatsen door de stad in de treinen, of ze nu boven of onder de grond sporen, en ik koester de schijn van doelbewustheid als ik erin onderweg ben.
Gisteren echter wekten de grote hoeveelheid U-bahn stations en de oriëntatie met behulp van het zeer overzichtelijke, geometrische kaartje echter desoriëntatie in de hand. Dat de kaart niet het gebied is, dat is mij bekend. Maar terwijl we steeds opnieuw scherpe bochten in de ongewisse duisternis namen, bekroop mij het gevoel dat het ondergronds verplaatsen zuiver virtueel was. Ik zat al die tijd op dezelfde plek, in hetzelfde knalgele koekblik, het middelste van zes koekblikken. Het was alsof het de stad was die zich verplaatste, en niet ik.
Het andere boek
Het dier van de maand
Na twee dagen cultuur, leek het me tijd voor een bezoek aan de dierentuin, de Zoölogischer Garten. Die is al 165 jaar oud, en ik was er al die tijd nog niet geweest. Binnenkomen was een oefening in geduld ook eenmaal de poort door was het soms lang zoeken naar de dieren. De warmte had de meeste van hen loom en slaperig gemaakt en ze hadden binnenverblijven, holletjes en schaduwplekken opgezocht. De zichtbare dieren waren over het algemeen ook niet erg opgewekt, op het depressieve of manische af soms – en dat is natuurlijk niet zo verwonderlijk, in deze situatie. Dus wendde ik mijn blik maar even naar de bezoekers, op zoek naar gelijkenissen of wakker geroepen dierlijkheid. Ik stelde me vragen naar mijn persoonlijke voorkeuren onder de dieren. De enorme omvang van de dierentuin dwong tenslotte tot keuzes, dus maakte ik zelf een natuurlijke selectie van de dieren die ik zeker wilde zien: de apen, de beren, de wolven, de bijzondere verzameling kwallen. Ik vroeg me af of het ooit dag is in het verduisterde verblijf van de nachtdieren, of dat zij gedwongen zijn 24 uur per dag nacht te beleven. En tot besluit koos ik mijn dier van de maand: het nijlpaard, dat hier Flußpferd wordt genoemd. Ook heel mooi.
Zelfontspanner
Afdalen in de onderwereld
Zoals elke zichzelf respecterende grote stad, heeft ook Berlijn een onderwereld – onder de straat, welteverstaan. Gelukkig maar, want de regen viel gisteren met bakken uit de hemel, dus een rondleiding door schuilkelders in en rond U-bahn station Gesundbrunnen was een dubbelzinnig genoegen. Berliner Unterwelten E.V. (‘Gesellschaft zur Erforschung und Dokumentation unterirdischer Bauten’) verzorgt dagelijks thematische rondleidingen onder de stad, in vele varianten langs bunkers, door tunnels en andere, grotere holle ruimtes onder de grond.
Ik ging gisteren mee op een gang langs schuilkelders, die in eerste instantie rondom de tweede wereldoorlog in gebruik waren genomen en later ook tijdens de koude oorlog bruikbaar waren gehouden. Een gids vertelde ons indrukwekkende verhalen over pogingen tunnels onder de muur door te graven; via rioleringsbuizen van Oost naar West te komen (en wat daar voor gruwelijks tegenover ondernomen was) en over de zogenaamde spookstations (Geisterbahnhöfer), stations die tijdens het bestaan van de muur waren afgesloten en waar de tijd dus dertig jaar stil bleef staan, maar waar de trein en metro van het ene stadsdeel naar het andere soms nog wel doorheen reed.
Meestentijds echter gingen de verhalen over de eigenschappen van de schuilkelders; de bescherming tegen bommen en gifgasaanvallen; de voorzieningen en voorraden die nodig waren voor twee tot drie weken; de samenwerking en het delen van kennis die noodzakelijk waren om te overleven. Er was ruimte voor 2000 mensen, binnen gelaten volgens het Zufallsprinzip (als je toevallig in de buurt was, had je geluk). In Berlijn was overigens absoluut niet voldoende plaats (geweest) voor iedereen. De gids vertelde over de ‘dekkingsgraad’ in andere landen en maakte grapjes over Zwitserland, waar onofficieel plaats in schuilkelders is voor 140% van de bevolking, maar officieel voor 99% (1% wordt sowieso opgegeven; ‘die komen niet op tijd van de berg af’).
We lachten hartelijk met haar mee. Ontzettend gezellig natuurlijk ook, zo’n tripje door onderaardse gangen, soms slechts in het spoor van lichtgroene verfstroken op de muur, die het uitgeschakelde licht nog wat langer vasthielden. Grapjes over spinnen en ratten, over de groep uit het oog verliezen en dan maar afwachten tot de volgende groep langs zou komen of… over wat te doen met de snurkers in de slaapzalen. Dat vooruitzicht stelde me niet gerust, bovendien moest ik overal natuurlijk bukken en paste niet in de noodbedden.
Nadat ze had gezegd dat we in het tijdperk van het terrorisme en de steeds verder gevorderde wapenindustrie eigenlijk niet meer weten waar het toekomstige gevaar vandaan komt en welke vorm het zal aannemen, stelde de gids ons bij wijze van interactie een vraag: waar zouden we nog veilig kunnen zijn? Het enig mogelijke antwoord was inderdaad: nergens.
Het was wel weer droog, toen we bovenkwamen. Ondanks deze onderdompeling in de bijna perfecte systemen van zekerheid en veiligheid, waren we paradoxaal genoeg weer een zekerheid armer. Maar dit wisten we nu wel: we zijn onderworpen aan het Zufallsprinzip.