Twee ochtenden op rij werd ik wakker met een liedje van Antony and the Johnsons in mijn hoofd. Echo van een droom, door daglicht onderbroken. Na wat oefeningen in tai chi en een poging tot meditatie, zette ik de muziek ook daadwerkelijk op, om de dag mee te beginnen in alle zonovergoten of regenoverspoelde rust. Daarna sneden het pianospel en de stem van Antony recht door mijn ziel, direct naar de zwakke plek – en begon het deze ochtenden ook binnen te regenen.
Ik zag hem laatst in de documentaire over Leonard Cohen, I’m your man, tijdens een optreden in een tribute concert voor Cohen. Hij zong If it be your will, en ging met zijn hele, schuchter en onhandig overkomende lijf dat noch een vrouw noch een man is, op een prachtige manier op in zijn stem, zijn voice from outer space die door een klein brievenbusje naar buiten lijkt te komen. Hij is een onvoorstelbaar fenomeen, een menselijk wezen dat een stem draagt; Antony gaat alle dagelijkse begrippen te boven. Misschien raakte hij me juist daarom precies daar waar het pijn doet.
Archief voor mei 2009
Het gaat harder regenen
Handleiding voor een verlaten dorp
Hyper(text)
Woensdagmiddag zocht ik in de bibliotheek naar een boek van Roland Barthes. Ik had zondag bezoek gehad van de vriend die vorige maand Het rijk van de tekens aan het lezen was, moest prompt aan Barthes en zijn fragmentarische manier van schrijven denken, en voelde een onhoudbare drang om naar dat boek op zoek te gaan. Ook al omdat ik op dit moment ben ondergedompeld in een pil van meer dan 800 pagina’s van de grote Japanner, en mijn wijsheid in het Oosten zoek. Het boek dat ik zocht, vond ik echter niet en ik vrees dat het ook antiquarisch nog een flinke onderneming zal worden. Wat ik wel aantrof, was een feit dat me koude rillingen bezorgde. Ook Roland Barthes overleed in maart 1980 aan de gevolgen van een aanrijding door een bestelwagen. Brrrrrrrrr.
De zwemmer leert langzaam
Gisteren zaten we weer met zijn tienen zwijgend op de grond, om ons bewust te worden van ieder botje, ieder gewricht, ons hele lichaam; op zoek naar het midden. Het was doodstil, zelfs slikken leek op geluidsoverlast. Terwijl we ons concentreerden op onze ademhaling en het gevoel in onze buik, werd ik overvallen door een kakafonie van korte gedachten. Alsof ik op zoek was naar de juiste radiofrequentie, en de ene na de andere stem in steeds weer een andere taal, maar altijd iets onbegrijpelijks hoorde zeggen. Daarna viel er een deken over mij heen; een deken die zwaar en warm op mijn schouders lag alsof ik het nog narillende slachtoffer van een ongeluk was. De gedachten verdwenen, en ik voelde de leegte dichterbij komen. De leegte die ik om de een of andere reden toch op afstand houd doordat ik altijd wel iets te knagen vind aan een inzicht of een uitzicht; de leegte die ik verdrijf door alsmaar te blijven praten en steeds weer nieuwe ideeën te ontwikkelen; de leegte die verder gaat dan alleen zijn of eenzaamheid, en niets anders dan Niets is. Ik werd bang, en voelde niet meer.
Vandaag duurde het dertig baantjes zwemmen voordat ik slechts aan het zwemmen dacht. Beter gezegd: voordat ik geen weerstand in het water meer voelde… mij zelf niet meer voelde, maar slechts de zwemmer was. De volgende dertig baantjes gingen prompt veel sneller.
Uit de leeszaal (10)
‘Ik vlijde me neer op de bank en bleef daar met gesloten ogen een hele tijd liggen zonder ergens aan te denken. In die dagen vond ik het niet zo moeilijk om nergens aan te denken. Om nergens aan te denken hoef je alleen maar een klein beetje aan van alles te denken. Aan van alles een klein beetje, en dat laat je dan los in de ruimte om je heen.’
[Haruki Murakami, De opwindvogelkronieken, p. 267]