Archief voor mei 2009
Uit de leeszaal (11)
‘Ik ging op het droge zitten, mijn rug tegen de muur, en sloot stilletjes mijn ogen. Het geluk dat de hallucinatie in me had achtergelaten trilde als een bundel zonlicht in me voort. Daar ligt het, dacht ik in dat zonlicht. Ik had niet alles uit mijn vingers laten glippen. Niet alles was de duisternis in gedreven. Er was nog iets over – iets warms en moois en waardevols. Daar ligt het. Dat wist ik.
Misschien zou ik het onderspit delven. Misschien zou ik zelf verloren gaan. Misschien liep ik met mijn kop tegen de muur. Misschien was de schade onherstelbaar en liepen al mijn wanhopige pogingen op niets uit. Misschien was ik de enige die niet besefte dat ik doelloos in de as van een ruïne rakelde. Misschien was er niemand om me heen die zijn geld op míj durfde te zetten. ‘Hindert niet,’ zei ik met zachte, afgemeten stem tegen degene die zich dáár bevond. ‘Maar dit kan ik je wel zeggen: er is iets waar ik op wachten moet, er is iets waarnaar ik zoeken moet.’
Toen hield ik mijn adem in en spitste mijn oren. Ik probeerde de zachte stem te horen die er diende te zijn. En achter het geplons, achter de muziek, achter de lachende stemmen, ving ik een heel ver, geluidloos geluid op. Er riep iemand om iemand anders. Er verlangde iemand naar iemand anders. Met een stem die geen stem was. Met woorden die geen woorden waren.’
[Haruki Murakami, De opwindvogelkronieken, p. 474.]
Dagdromen van Berlijn (1)
Kleine komedie
Na afloop van zijn concert, zat ik zondagavond met Gianmaria Testa en zijn muzikanten een wijntje te drinken aan de Amstel. Hij keek tevreden om zich heen en zei dat Amsterdam hem een goed gevoel gaf, vanwege de ‘chaos’ die hij bespeurde, en waarmee hij vrijheid bedoelde. Tijdens hun tournee door Nederland hadden ze nauwelijks de tijd gekregen om een blik op hun omgeving te werpen. Overigens bracht hij zelf de meeste reistijd lezend door. Dit half uurtje nagenieten in Amsterdam was hem van harte gegund.
Hij vroeg of ik bij hun volgende tournee een paar avonden de vertalingen van zijn verhaaltjes uit het Italiaans wilde doen, omdat hij, ondanks de charme van een spontane vertaler uit de zaal, toch liever iemand naast zich had die hij vertrouwen kon, zoals vriendin Katia die avond. Het klonk me als muziek in de oren op dat moment. Ik zei dat ik zelfs wel zo’n rare tournee kriskras door Nederland mee zou willen – inclusief het wachten, de verveling en de herhaling van de concerten iedere avond. Ik zag voedsel voor mijn nieuwsgierigheid opdoemen, zeeën van leestijd, maar vooral: de mogelijkheid om weg te zijn. Een vlucht met gegarandeerde terugkeer. We proostten op het vooruitzicht.
Prompt zette hij met een klap zijn glas neer om zelf volop aan de vermeende Amsterdamse ‘chaos’ deel te nemen. De bus die hun instrumenten kwam ophalen, had van taxichauffeurs en andere ongeduldige hoofdstedelijke automobilisten niet de gelegenheid gekregen achteruit het straatje voor de artiesteningang in te steken. Na een aldus afgedwongen rondje rond de Amstel, ging Gianmaria nu maar zelf, wild gebarend, midden op straat staan om het verkeer tegen te houden. De roadie reed de bus achteruit en de begeleidende muzikanten haalden paaltjes uit gootjes om de straat vrij te maken. Beroemd tot diep in Canada, Duitsland en Frankrijk? Hier moest hij alles zelf doen, ook de catering met kalfskroketten van om de hoek. Ik bewaakte ondertussen de wijn, want die was ons ook al een keer ontfutseld door het barpersoneel. Fijn, Amsterdam.
Voorstellingsvermogen
We probeerden uitdagingen te verzinnen voor haar leven in de geestdodende voorstad aan de overkant van het kanaal, waar alle buren leefden volgens hetzelfde profiel. Parallelle levens zonder tijd voor elkaar, of juist teveel. Ze was nieuw hier in de stad, ook dat nog, klaar voor een nieuw leven: ruimte, leegte voor sport, cultuur en nieuwe vrienden. Wij konden wel iets bedenken, maar zou het iets voor haar zijn? We vroegen of ze hobby’s had.
Ze dacht twee seconden na, en zei toen met een uitdagende lach: ‘Achtbanen.’
Vlak daarvoor hadden we nog gesproken over het verband tussen vechtsporten en schaken; dat het helemaal niet vreemd, maar wel uitzonderlijk was als mensen die sporten naast elkaar beoefenen. (Behalve als het tegelijkertijd is, en om schaakboksen gaat misschien). Er schuilt een even paradoxale als mooie overeenkomst in: die van het wankel evenwicht in spelen met de ander – die dan niet meer je tegenstander is. Zij was getrouwd met een man die in hun vorige stad karate en schaken gecombineerd had.
Ik wist nog wel een achtbaan voor haar, maar kon de energie niet opbrengen om een ritje voor te stellen. Ik voelde de misselijkheid al opkomen als ik me in gedachten verplaatste in anderen die nu wel in zo’n karretje gingen zitten.