‘In de herfst van het tweede jaar van zijn gevangenschap zijn Casanova’s voorbereidingen zo ver gevorderd dat hij de ontsnapping kan gaan plannen. (…) Om de precieze dag en het precieze tijdstip vast te stellen raadpleegt Casanova de Orlando furioso van messer Ludovico Ariosto (…). Eerst schrijft hij de vraag op waarom het hem gaat, van de cijfers die de woorden daarvan opleveren vormt hij een omgekeerde piramide, en dan komt hij in drie stappen, door van elk cijferpaar het cijfer 9 af te trekken, uit bij de eerste regel van de zevende strofe van Canto 9 (…) die luidt: Tra il fin d’ottobre e il capo di novembre. Deze tot op de minuut nauwkeurige informatie is voor Casanova de beslissende aanwijzing, want in het ongehoorde van zo’n coïncidentie ziet hij een wet aan het werk die zelfs voor het helderste denken niet toegankelijk is en waaraan hij zich dus onderwerpt. Voor mij is deze poging van Casanova om met een schijnbaar willekeurig spel van woorden en cijfers het onbekende te doorgronden, aanleiding geweest om in mijn eigen agenda terug te bladeren, waarbij ik tot mijn verbazing, ja, tot mijn schrik constateerde dat de dag in het jaar ’80 waarop ik, lezend in de aantekeningen van Grillpalzer, in de bar aan de Riva degli Schiavoni tussen hotel Danieli en de Santa Maria della Visitatione, niet ver van het dogepaleis dus, de laatste dag van de maand oktober was, dus een verjaardag van de dag, beter gezegd nacht, dat Casanova met de woorden E quindi uscimmo a rimirar le stelle op de lippen het loden pantser van de krokodil doorbrak.’
[W.G. Sebald, Duizelingen, p. 52-54]
Archief voor maart 2009
Freitag (2)
Hij stinkt, die Freitag tas – en dat hoort zo. De geur van vrachtwagens en binnenbanden, the city stench, zoals ze het zelf noemen. In werkelijk alles is voorzien bij deze tas, dus ook in een tip om die geur te verdrijven: er veel de buitenlucht mee in, fietsen! Dat hoeft niet te verwonderen, want de gebroeders Freitag waren ten tijde van hun vinding ook nog fietskoerier.
‘Did you ever love a bag so much?’ word me ergens op de verpakking gevraagd, en ik moet volmondig ‘nee’ antwoorden, want ik zit nog steeds zit na te genieten van mijn consumeergenot. Lichaam en geest zijn diep onder invloed van de hypnotiserende communicatiestrategie en het creatieve plezier in het brandmerken van de markt door de heren Feitag. Misschien wel vanwege die penetrante lucht in mijn huis. Hun website, de winkels (!), de feestjes die ze geven… ik zou er meteen willen gaan werken. Zelfs de doos waarin de tas aan me werd verkocht, blijkt een ontwerpersgeintje te bevatten; je kan er je eigen FreitagTV van vouwen (zie boven). Nu ik bijna geen echte tv meer kijk en soms rust zoek voor mijn geest, is dergelijk knutselwerk ideale therapie. Dat wisten ze natuurlijk.
Hoe individueel ook, ik ben vanzelfsprekend niet de enige met zo’n tas. Sterker nog: ik ben, door er een te kopen, voor mijn gevoel toegetreden tot een groep. Ik heb mij geconformeerd, met een tas die de naam draagt van mijn favoriete dag van de week. En ik zal de anderen groeten, als een trucker.
Freitag (1)
Een whisky die gestookt is in een stokerij aan zee, en daardoor niet alleen ziltig smaakt, maar bovendien rokerig omdat de graankorrels op zolder eerst verhit werden met hout afkomstig uit een oerbos – dat is het soort whisky dat ik graag drink. Omdat ik het verhaal goed vind. Daarom kocht ik gisteren een Freitag tas. De ‘Bonanza’ om precies te zijn, een model dat gaat verdwijnen, dus kijk nog maar even goed:
De gebroeders Freitag woonden vijftien jaar geleden langs een truckroute in Zürich, Zwitserland. Dagelijks zagen ze daar heel veel vrachtwagens passeren. De kleuren en letters op al die verschillende wagens brachten hen op het idee om het dekzeil van deze wagens te recyclen en er tassen van te maken. Om de delen aan elkaar te verbinden en de tassen draagbaar te maken, gebruikten ze daar al evenzeer gerecyclede binnenbanden van fietsen en autogordels voor. Door dit handwerk ontstonden unieke tassen, gekenmerkt door degelijkheid en duurzaamheid (stevig, waterafstotend), milieuvriendelijkheid (hergebruik van materialen) en individualiteit (geen enkele tas kan, behoudens het design, hetzelfde worden). Dat het zeil mogelijk heel Europa doorgereisd is, voegt daar nog wat romantiek aan toe. Naar verluidt nemen de broers – die in de tussentijd een flink bedrijf hebben gebouwd op hun originele vondst – nog steeds gebruikte dekzeilen af van transportbedrijven. Ook als dat niet meer waar zou zijn, het blijft een mooi verhaal. And I bought it.
The man who wasn’t there
De vragen die ik mezelf stel over mijn identiteit kennen geen einde, al was het maar omdat die identiteit voor een groot deel bestaat in de relatie met de anderen. Het vraag- en antwoordspel is niet altijd een genoegen, en lange tijd lijk ik me beziggehouden te hebben een duidelijk onderscheid aan te brengen tussen mijzelf en die anderen. Nu ik een tijdje gespeeld heb met de gedachte aan het andere uiterste, dat van het conformisme, kan ik waarschijnlijk echt ‘geïdentificeerd’ gaan worden.
Enkele weken geleden zat ik bij de kapper in de stoel. Het was rustig, en ik werd meteen geholpen. Vlak na mij kwamen er steeds meer heren binnen en mijn kapper belde een collega voor extra handen aan de schaar: ‘We zitten ineens met een hoop binnenlopers.’ Daarmee doelde hij ook op mij; ik was ook een van de klanten die zich zonder afspraak aandienden. De identificatie als binnenloper beviel me goed, en opende in al zijn oppervlakkigheid een luikje naar diepere inzichten. Binnenlopen zonder afspraak… Het zette ook een nieuw spelletje in gang, want mijn hart opende zich bij de gedachte dat ik iemand zou kunnen zijn die ineens kan verschijnen en… verdwijnen.
De bovenmeester
Op de 75e verjaardag van mijn vader, was traditiegetrouw ook onze voormalige buurman aanwezig, meneer S. Meneer S. was wat wij in het dorp ‘de bovenmeester’ noemden; het hoofd van de lagere school. Met meneer S. zijn spraken we vanmiddag over het geheugen, en hoe herkenning van gezichten aan plaatsen gebonden kan zijn. Vervolgens kwamen we op psalmen, Duitse voorzetsels en andere rijtjes die we op school uit ons hoofd moesten leren. Voor topografie gold dat in mijn lagere schooltijd ook nog, maar nu kan ik me die van de Nederlandse provincies niet meer voor de geest halen. Ik nam Groningen als voorbeeld, en vertelde dat ik graag nog eens naar Delfzijl wilde, ook al omdat het de rand van het land is. Daarop vertelde mijn moeder dat ze daar juist nooit meer heen wilde, omdat de tweede wereldoorlog begon toen zij aan boord van het schip van haar ouders precies daar in de haven lag en zag hoe men, uit sabotterende voorzorg, de hijskranen in het havenwater liet vallen. Zij kon het rijtje van Groningen overigens zo opnoemen: Groningen, Hoogezand-Sappemeer, Winschoten, Veendam, Stadskanaal… Waarop meneer S. vertelde dat hij niet zo lang geleden, toen zijn vrouw nog leefde, met haar de trein naar Roodeschool had genomen, vanwege de topografie, en de mooie naam van het plaatsje. Ze waren nieuwsgierig naar Roodeschool – end of the line, en spoorden er in 3,5 uur naar toe. Zijn vrouw was niet zo goed meer ter been dat ze het dorp konden gaan verkennen. Hij haalde twee blikjes fris, en die dronken ze leeg op het enige bankje van het perron. Waarna ze de trein terug namen.