Zaterdagmiddag, het wijnblauw nog maar net van tong en lippen gepoetst, miste ik op een haar na een aansluiting van trein op bus. Omdat ik mijn motoriek nog niet geheel onder controle had, volgde ik eenvoudigweg mijn ledematen en dwaalde een uurtje door het vestingstadje G. Een stadje waar ik op 18 jarige leeftijd om hier niet ter zake doende redenen uitgesodemieterd was, als het ware. Ik raakte er op een wonderlijke manier kortstondig betoverd. De zon brak door de donkere, sneeuwdragende wolken en gaf me zicht op een mooi grachtje en prachtige grote huizen, die te koop waren bovendien. Links en rechts zag ik lange, beloftevolle stegen met namen als Lange elleboogsteeg en Spaarpotsteeg, een stilgevallen bioscoop, een antiquariaat dat gesloten was vanwege een bijeenkomst van de aandachtig luisterende poëzieclub – vijfentwintig mensen met hun rug naar het raam.
Plotseling stond ik middenin een winkelstraat stil. Het winkelende publiek botste en dwarrelde om mij heen verder. Lelijke koppen, kleinzieligheid waarvoor ik al jaren op de vlucht was en die weer als een deken over me heen getrokken werd. Mijn adem stokte een moment. Achter een gesloten huizenrij vermoedde ik een binnengebied met nog meer steegjes en een café waar ik een intense herinnering aan meende te hebben. Tegelijkertijd betwijfelde ik of ik dat binnengebied kende uit mijn, door verstoringen gekenmerkte, geheugen of dat het een voorstelling was uit een steeds terugkerende droom. Er was echter geen tijd meer om het te controleren; dan zou ik opnieuw de aansluiting met de bus missen. Daarom besloot ik het oordeel in handen van Google Earth te leggen, een dag later. Dat gaf, zul je altijd zien, geen uitsluitsel. Een vermoeden in de groen-grijze vlekken, meer niet. Ik moet terug, al was het maar om mezelf te bewijzen dat mijn dromen werkelijkheid kunnen zijn.
Archief voor februari 2009
Zondag na gebroken nacht
Ik trek de melancholie aan als een jas die naar mijn lichaam is gaan staan.
Uit de leeszaal (4)
‘Tijdens het rennen, ren ik gewoon. In principe loop ik in een leegte. Of misschien moet ik zeggen dat ik loop om een leegte te creëren. Vanzelfsprekend glippen in die leegte ook af en toe spontaan gedachten binnen. De menselijke geest kan immers niet volledig leeg zijn. De psyche is niet sterk en ook niet coherent genoeg om een leegte te omvatten. Toch blijven de gedachten (ideeën) die tijdens het hardlopen mijn geest binnendringen ondergeschikt aan de leegte. Ze zijn geconstrueerd op basis van leegheid, niet op basis van inhoud.
De gedachten die in me opkomen tijdens het hardlopen zijn te vergelijken met de wolken aan de hemel. De wolken hebben allerlei vormen en afmetingen. Ze komen en gaan. Maar de hemel blijft altijd de hemel. De wolken zijn slechts gasten. Ze kloppen aan en verdwijnen weer. Alleen de hemel blijft waar hij is. De hemel is iets dat bestaat en tegelijk niet bestaat. Hij is substantieel en tegelijk ontastbaar. We kunnen de aanwezigheid van die onmetelijke vergaarbak slechts aanvaarden en in ons opnemen voor wat hij is.’
[Haruki Murakami, Waarover ik praat als ik over hardlopen praat, p. 27]
Onderstroom
Bewondering
Hij waarschuwde zelf al voor ontluistering: ‘Ik ga alle hoge verwachtingen kapot maken door mijn slechte Engels’. Claudio Magris is writer in residence aan de Universiteit Utrecht en sprak vanmiddag de eerste Romano Guarnieri lezing uit, met als titel ‘Before the law: Intersections between Literature and Law’. Een complex onderwerp, een verhaal vol citaten en dwarsverbanden door de literatuur, filosofie en geschiedenis. Vertaald in schitterend Engels maar uitgesproken in een vreselijk Italiaans accent. Had hij het maar in zijn eigen schitterende taal gedaan. Nu gaf het bijwonen van deze lezing in de ijskoude aula van het Academiegebouw me het idee dat bewondering ook tot onzinnige ondernemingen kan leiden. In de zomer van 2007, in Magris’ spirituele kielzog, bracht ik nog een prachtige week door in Triëst – zijn geboortestad en samenvatting van de Europese geschiedenis en alles waarover hij schrijft. Maar wat deed ik vanmiddag in het hol van de academische leeuw? Met alle macht proberen iets te verstaan; gapen in de kou, ingeklemd tussen muffe professoren, universitaire hotemetoten en devote studenten Italiaans.
Magris is misschien te erudiet voor mij, om in een lezing te kunnen volgen. Hij is eigenlijk een schrijver die je, langzaam, moet lezen. Toch is hij een van de auteurs waarvan ik alles juist koortsachtig snel tot me wil nemen, zelfs als ik niet begrijp wat er staat. Ik dwaal nu eenmaal graag door zijn ondoorgrondelijke kathedralen van taal. Op naar de boekenkast dan maar.
Automatische piloot uitgeschakeld
Doordat een collega een grap over me maakte, realiseerde ik me weer eens dat mijn werk vooral bestaat uit praten – heel veel praten. In die zin ben ik gemaakt voor die baan, want veel praten doe ik al mijn hele leven. Omdat anderen onduidelijk praten, niet weten wat ze moeten zeggen of niet weten met wie ze moeten praten, doe ik het nu voor ze. Ik leef me net zolang uit met de rijkdom van de Nederlandse taal tot begrip ontstaat of de boodschap overgekomen is. De dag begon met een lange, ingewikkelde gedachtewisseling met als doel bij een eenvoudig lijstje uit te komen. Daarna volgde een werkoverleg en vervolgens probeerde ik van andermans aantekeningen interessante teksten te maken. Aan het einde van de dag was er iets te vieren, iets onbeduidends, welbeschouwd. Maar er was champagne, een high tea buffet en er werd toegesproken. De genodigden kregen gelegenheid om te praten met elkaar – over niks eigenlijk, gewoon in elkaars gezelschap te zijn, gezien te zijn. Ik ratelde nog steeds als de radio, maakte de hele dag al grappen zonder zelf te lachen – alles op de automatisch piloot, waar niemand iets van merkte. Ik word ervoor betaald. Smalltalk is my favorite chloroform… Als ik dan thuiskom, wil ik die automatische piloot uitschakelen. Luisteren, en zelf alleen spreken als het van waarde is.