Archief voor februari 2009
Zaterdag
Dag 5: exorcisme
Ik had geen uitgesproken cliffhanger overgelaten voor vandaag. Daardoor leek in eerste instantie niets te werken, ook al was ik volkomen ontspannen en vol vertrouwen aan de dag begonnen. Toen ik het echter niet te ver van huis, en eigenlijk niet in de eigenaardige levens van mijn personages zocht, maar veeleer in de uitdrukking van mijn eigen gevoelens van dit moment, vlogen mijn vingers ineens over het toetsenbord. Het verhaal lag op tafel. Het was geen therapeutische sessie, maar een vorm van literair exorcisme. Ik was er bijzonder tevreden over, ook al omdat ik er morgen direct mee verder kan. Straks zal blijken dat die zogenaamde ‘allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’ (om met een vakbroeder uit de 19e eeuw te spreken) juist universeler is dan je zou verwachten. Ook dat geheim van de literatuur werd vandaag weer bevestigd. Vrijdag loste voor mij, zoals altijd, zijn belofte van mooiste dag van de week weer ruimhartig in.
Dag 4: analyse
Flarden van een goed gesprek gisteravond, onder andere over psychoanalyse, de (on)eigenlijke motieven om kunst te maken en wijzen van werken, hebben me vandaag gehinderd vrijuit te schrijven. Vanmiddag kon ik nog wel schaven aan een hoofdstuk, maar van het timmeren van een nieuwe tekst kwam niet veel. Teveel analyse, teveel om over na te denken, te grote concentratie misschien. Het kan ook zijn dat ik het niet meer gewoon ben vier dagen of langer aan een stuk door te kunnen werken. Hoe raadselachtig zijn woorden ook zijn, ik vermoed dat Murakami gelijk heeft als hij schrijft: ‘Als concentratie overeenkomt met gewoon ingespannen je adem inhouden, dan gaat het bij uithouding om het aanleren van kneepjes om rustig en langzaam te ademen terwijl je terzelfder tijd je adem inhoudt. Als je geen evenwicht vindt tussen die twee manieren van ademhalen, zal het moeilijk zijn om jarenlang professioneel bezig te blijven met het schrijven van romans. Waar het dus op aankomt, is te blijven ademhalen terwijl je je adem inhoudt.’ [Haruki Murakami, Waarover ik praat als ik over hardlopen praat, p. 93.]
Daar ga ik eens wat op mediteren. En dan morgen maar weer verder.
Dag 3: stoofschotel
Die dinsdagavond bood de oplossing voor dat ene hoofdstuk ook niet. Maar toen ik gisterochtend wakker werd, had ik haar wel. Dat bleek typerend voor het patroon van werken gisteren. Ik ijsbeerde door mijn huis, zonder ergens naar toe te lopen; ik stond voor mijn raam en staarde naar de bakstenen en de straatstenen zonder iets te zien; ik zat op handen en knieën gebogen over de plattegrond van Berlijn en las straatnamen. Kortom: ik probeerde iets uit te denken. Toen ik ’s middags ook alvast de stoofschotel voor het bezoek van de avond ging voorbereiden, kwamen de beste ideeën los. Want uitdenken gaat nog altijd het beste als ik het denken stopzet.
Dag 2: zuurstof
Misschien had ik het niet moeten doen. Op wat vermoedelijk tweederde was van het voor vandaag geplande schrijfwerk, ging ik naar buiten om frisse lucht op te snuiven. Zuurstof. In hoog tempo stierde ik de binnenstad in, in tegenstelling tot normaal met de blik naar beneden gericht (lees: naar binnen). Want ik leefde in een concentratiecocon. Ik liep een rondje langs de gracht en kleine straatjes achteraf en ging in een stil café een te bewerken hoofdstuk doornemen. Met een kop koffie erbij noteerde ik nuttige wijzigingsvoorstellen. Weldra zaten er echter energieke jonge studenten bij me in de buurt en kon ik niet langer meer scherpstellen. Sterker nog; op dat moment kwam de buitenwereld pas echt binnen. Ik stapte op en beende terug naar de schrijfkamer, maar zonder werkelijke oplossingen mee te hebben gebracht. De zuurstof was onontbeerlijk, maar door het inhaleren ervan is de dag nog niet voorbij, en zal ik ook vanavond doorwerken. De schrijver doet er beter aan te blijven zitten. Ik weet het.