Onverwacht diep ben ik in mezelf afgedaald, bij het zien van The Hours, de verfilming van het boek van Michael Cunningham gisteravond. Met tranen in de ogen keek ik naar de moeder die haar zoontje in de steek liet, ook toen ze nog bij hem thuis was. Ineens begreep ik iets van mezelf. Dacht ik. Ik voelde me ook bevestigd in de kracht en de zin van het vertellen van verhalen. Tegelijkertijd voelde ik echter de keerzijde: een duidelijk verhaal van oorzaak en gevolg vertellen over mezelf, dat zou ik niet kunnen. Ik gun het verhaal alleen de kracht van het vermoeden, en niet de illusie van de verklaring, de waarheid. Misschien niet eens zo vreemd voor een schrijver, om het verhaal te wantrouwen.
Archief voor januari 2009
Vastberadenheid
Mijn geluksgevoel wordt gegarandeerd doordat ik weet wat me te doen staat. Het is een mooie dag van vastberadenheid.
Uren met Modiano
Onzichtbare kou heeft de straten leeggezogen, het is tijd voor de binnenwereld. Ook vanavond keer ik terug bij een verhaal van Patrick Modiano, ideale vluchtplaats voor de melancholieke ziel. Onder mijn leeslamp verdwijn ik in Parijse hotels en café’s, in taxi’s en de metro, en in het gezelschap van intrigerende vrouwen die meer verzwijgen dan vertellen. Als ze geen dubbelleven leiden, dan zijn ze in een driehoeksverhouding verwikkeld met de verteller. Iedere avond lees ik flarden van levens zonder begin en einde, en over de worsteling met het onbetrouwbare geheugen: de levendige herinneringen worden soms pijnlijk afgewisseld met alles wat vergeten en voorbij is. Even zuchten, en dan slapen.
100 dagen plan
De eerste werkdag van het jaar zou je de maandag der maandagen kunnen noemen. Het was in ieder geval een klassieker in zijn tweeslachtigheid. Tijdens de eerste vergadering presenteerde de interimmanager glimlachend een 100 dagen plan. Maar ik kon het niet opbrengen naar haar terug te lachen, hoezeer ik ook mijn best deed.
Die kant op
Er is vaak iets met rennende mensen, het is maar zelden dat ze alleen te laat zijn. Vorige week rende er een vrouw door de straat, die zich af en toe bukte om iets op de tegels te tekenen. Pijlen. Zodra de tekens er stonden, rende ze weer verder. Een uurtje later kwam er een joelende groep kinderen met vlaggetjes en kroontjes de hoek om, die de pijlen volgden. Van ieder nieuw exemplaar werden ze enthousiaster, ze maakten er alleen een spelletje van dat ze een andere kant zouden opgaan. Juist de bevestiging dat ze op de goede weg waren – een volgende richtinggevende pijl – maakte de spanning groter. In hun kielzog de vrouw, die nu fotograferend vastlegde wat de kinderen deden. Ze gingen verder: ‘Die kant op!’ Ik had voor mijn gevoel de werking van het lot gezien. De pijlen hadden iedere kant op kunnen staan – en vanmiddag zijn ze weg geregend.
Harnas ribbenkast
Vanochtend, in alle vroegte, heb ik een lange reis beëindigd. Mijn paard is ontspannen, mijn zwaard ligt op de kapstok, maar ik ben er nog niet geheel van overtuigd dat dit werkelijk het einde is. Het was een avontuurlijke expeditie, met weinig zekerheden onderweg. Vier dagen geleden verdween ik in mijn eigen lichaam en teerde langzamerhand in op alle reserves die ik had. Mijn geest bleef achter bij het kampvuur en ik vertrok voor een dwaaltocht langs pijnlijke spierbundels en volgestroomde holtes, door vergiftigde bloedbanen. Mijn onrustig kloppende hart en hijgende longen zaten gevangen in het harnas van mijn ribbenkast. Er werden me raadsels opgegeven om aan de koorts te ontkomen, maar mijn pogingen ze op te lossen, stookten het innerlijke vuur juist hoger op. Ik wilde de oorzaak van mijn ziekte te lijf gaan, maar trof de vijand niet aan. Ik hoorde stemmen in de verte, kon echter niet terugschreeuwen zonder mijn binnenste naar buiten te hoesten; ik kon geen aanwijzingen lezen, geen verslag doen. Ik was verder weg van alles dan ooit. Hol. Leeg. Op als een oud jaar. Toen ik vanochtend wakker werd, met het laatste koude zweet nog op mijn slapen, had ik de indruk dat ik was aangekomen. Maar waar? Is dit hier thuis, ben ik terug?