Je kunt wakker worden uit een droom over stromend bloed, symbolisch beeld voor vitaliteit. Op mijn droge lippen lag vanochtend echter het woord ‘hemoglobine’. het zal wel beroepsdeformatie zijn. Ik wist niet waar ik het had gehoord en ook niet wat het betekende. Het was de puzzel van de dag. Hemoglobine bleek bij nader onderzoek een eiwit te zijn, dat de kleur rood aan ons bloed geeft. In het bloed zorgt het voor het transport van zuurstof naar alle organen en ledematen in het lichaam. Op de terugweg vervoert het koolstofdioxide via de longen het lichaam weer uit. Een eiwit kortom, dat innig verbonden is met in- en uitademen, de basis van ons bestaan. Werd ik met dit woord wakker omdat ik een tekort aan dit ijzerhoudende eiwit heb? Het zou zomaar kunnen. Ik word in ieder geval al twee dagen wakker met het gevoel dat het leven zich ergens anders ophoudt dan hier.
Archief voor december 2008
Een sprookje
Grijskapje en ik zaten te eten in de Wolvenstraat. Soms stelden we een vraag, en het beste antwoord was dan vaak: ‘ik weet het niet’. In onze gedachten stonden we op een station en staarden naar het bord met de bestemmingen. Maar we zaten te eten in Amsterdam.
Ik zei: ‘De wereld is een wolf die eruitziet als oma.’
‘Er zijn hier geen wolven,’ antwoordde ze vastberaden, ‘en trouwens; met Roodkapje is het toch ook goed afgelopen?’
Ik wilde haar geloven. Toch zag ik in mijn ooghoeken grijswitte vachten langs de ramen schuren en kreeg het plotseling koud bij de gedachte aan de scherpe tanden.
Sabotage
Het zal wel niet waar zijn. Toch speelt de gedachte door mijn hoofd dat acht jaar geleden een medewerker van het aannemingsbedrijf doelbewust die ene ring aan de afvoer van mijn douche niet goed heeft aangedraaid. Daarna twee wandjes heeft getimmerd en betegeld en de zaak grondig heeft vastgekit. Expres, om te kijken hoe lang dat goed zou blijven gaan. Een handeling of, beter gezegd, een nalatigheid van niks. Maar toch; subtiele sabotage, waarvan hij zelf nooit meer het resultaat zou zien. Het wegspuitende water zijn we na het breekwerk vandaag met vereende krachten, succesvol te lijf gegaan. Douchen kan ik voorlopig niet en al mijn handdoeken worden nu vrieskoude plankjes aan de waslijn. Maar het dweilen is voorbij.
Radiostilte
Ik lees een boek dat zich afspeelt net achter het Oostfront, tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Russen proberen de Kroaten, die aan de kant van Duitsland vechten, te demoraliseren door via luidsprekers afwisselend zeer trieste en vrolijke muziek te laten klinken, en zo nu en dan propaganda. Een Kroatische officier zegt: ‘De propaganda zegt de mannen niet veel, want die hebben ze laten inspreken door een Servier, maar de muziek deprimeert hen wel erg.’ [Jonathan Littell, De welwillenden, p. 365] Aan het Oostfont is het ook kerst, op dit moment.
Het deed me denken aan een documentaire over Front 242 die ik vorige week zag, waarin werd verteld dat hun muziek destijds juist gebruikt was om Amerikaanse piloten op vliegdekschepen op te zwepen voor de bombardementen tijdens de Eerste Golfoorlog. Twee jaar later hadden ze er tijdens een Amerikaanse tournee fans bij; de teruggekeerde vliegeniers.
Zelf bleef ik gisteren wakker om na middernacht een soundscape met muziek van Mark Hollis en Talk Talk te beluisteren op de radio. Terwijl de stad zweeg, opgelucht en uitgeteld, schonk ik een whisky in en dompelde me onder in die muziek waarin de leegte tussen de noten zo’n belangrijke rol speelt. Ik verdween in een onduidelijke soep van andere nachten met die muziek, soms wel tien, vijftien jaar geleden. Met de laatste verdwaalde noten van de piano hield het verhaal over Hollis op; het is onbekend of hij nog muziek maakt. Ik keek tussen de gordijnen door en zag nog net de rode achterlichten van de dag. Zo kon ik de nacht wel in.
Gert ziet spookjes
Dweilen
Na dagen van inspirerende vriendschap en poezie is het noodzakelijkerwijs tijd voor het prozaische. Lekkage in mijn badkamer. Omdat ik in een huurappartement woon, heb ik daar personeel voor, dat ook nog rap ter plaatse kan zijn. Zo rap, dat ik de afgelopen twee dagen diverse keren van mijn werk naar huis ben gefietst – en weer terug. Waardoor de sleur van die dagelijkse tocht naar de universiteit er, zo aan het einde van het jaar, extra stevig inhakte. Ik nam alle vier de routes die me in dezelfde 14 minuten brengen waar ik zijn moet. Het hielp niet. En ook het commentaar van de rioleringsreiniger en de woningbouwopzichter vrolijkten me niet op. Het leek verdacht veel op een huisartsencliche: ‘Kijkt u het nog even aan.’
Dat wordt dweilen met de kerst.