Ik schrijf op dit moment aan iets anders. Wil je op de hoogte blijven van Polaroid van de dag, ga dan naar de instagram account (@polaroidvandedag).
Polaroid van de dag
Filmreeks Science & Fiction: Europa uitgedaagd
De filmreeks Science & Fiction is weer terug, dit jaar met als thema: Europa uitgedaagd. Op vier avonden in mei en juni 2024, vertonen USBO (Universiteit Utrecht) en Louis Hartlooper Complex vier bijzondere films die je aan het denken zetten, ingeleid door wetenschappers.
Europa staat voor grote geopolitieke uitdagingen. Op het gebied van migratie, veiligheid, klimaat, financiën, persvrijheid etc. Hoe sterk is de Europese eenheid? Gaat de EU nog verder uitbreiden of dreigen er juist ‘exits’? En wat te denken van de tendens naar meer autoritaire regimes en de ondermijning van persvrijheid en de rechtsstaat zoals we die zien in sommige Oost-Europese landen?Gaat Europa, mede naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne, toch nog een gezamenlijk leger vormen? En welke rol kan Europa spelen in ontwikkelingen op het gebied van zorg, werk en kunstmatige intelligentie? Terwijl ‘Europa’ voor veel mensen nog altijd een abstractie is, hebben besluiten in de EU direct effect op ons dagelijks leven. Besluiten die welbeschouwd, voortvloeien uit het regeringsbeleid van de lidstaten. Want Europa; dat zijn wij.
We willen daar met een paar indrukwekkende films en de inzichten van wetenschappers langer bij stilstaan. Kom kijken, kom luisteren en kom meepraten op een (of alle) van deze vier avonden.
Programma
- Dinsdag 14 mei: Drawing Lots (Zaza Khalvashi, Tamta Khalvashi, 2023), met een inleiding van Femke van Esch
- Dinsdag 28 mei: De acht bergen (Felix van Groeningen, Charlotte Vandermeersch, 2022), met een inleiding van Sebastiaan Princen
- Dinsdag 11 juni: Io Capitano (Matteo Garrone, 2023), met een inleiding van Hanneke van Eijken
- Dinsdag 25 juni: Los versos del olvido (Alireza Khatami, 2017), met een inleiding van Jan Pieter Beetz
Lees meer over Science & Fiction: Europa uitgedaagd op de website van de filmreeks: www.uu.nl/usbo/sciencefiction.
De onbekendste schrijver van Utrecht
Vijfentwintig jaar geleden werd ik tijdens het grote literatuurevenement Singel Singel Schrijfmasjien in Tivoli aangekondigd als ‘de onbekendste schrijver van Utrecht’. Mijn eerste boek zou pas twee maanden later uitkomen maar optreden tijdens deze parade van literair talent mocht ik als aankomend debutant al wel. Er is sindsdien heel veel veranderd, maar tegelijkertijd ook weer helemaal niet. Ik ben in zeker opzicht nog steeds de ‘onbekendste schrijver van Utrecht’. Tegenwoordig koester ik die benaming als een geuzennaam. Alles wat ik doe (doorschrijven, boeken uitbrengen en daar aandacht voor vragen) verkleint mijn onbekendheid, dat is de paradox. En toch: dit is mijn jubileum en ik vier het nu met Dries.
‘Gefeliciteerd, Gert.’
‘Dankjewel.’
Marktaandeel
De rollen waren omgedraaid. Vaak genoeg liep ik zelf te struinen over boekenmarkten, de titels van boeken prevelend die ik zag. Op zoek, eigenlijk vooral in mijn gedachten op zoek naar een verzameling die ik nog aan wilde vullen, naar een schrijver, een specifieke titel om naar te zoeken tussen de duizenden boeken op de markt. Deze keer zat ik, als verkoper van mijn eigen uitgaven, aan de andere kant van de kraam. Dat was behoorlijk wennen. Moest ik zitten of staan, het gesprek met mensen aangaan of ze maar proberen te negeren, met rust laten totdat ze zelf een vraag zouden stellen? Ik keek het een paar uur aan, als een visser langs het water, en probeerde zo nu en dan wat uit in de hoop dat de vissen zouden bijten.
Soms beantwoordde ik een niet gestelde vraag, soms begon iemand zelf een verhaal af te steken, zoals de man die over zijn verzameling polaroidcamera’s wilde vertellen, de man die na zijn 21e gestopt was met lezen maar trots was op zijn woordenschat sindsdien, of de vrouw die mijn boeken prachtig vond maar ze graag van iemand cadeau wilde krijgen. Geen van hen kocht een exemplaar van Polaroid van de dag deel 1 of 2. Net zomin als de welwillend glimlachende, enthousiaste maar slechts Engels sprekende passanten, de andere voorbijgangers die de boeken duidelijk heel mooi en bijzonder vonden maar toch vooral verder voorbijgingen.
Gelukkig was ik niet alleen, hield S. junior mij de hele dag gezelschap. Toch keurden sommige voorbijgangers ons allebei geen blik waardig, aarzelden anderen duidelijk ons te benaderen vanwege het concept van de kraam: slechts twee titels van dezelfde schrijver, die bovendien achter de tafel stond. Ik probeerde het intimiderende karakter van de kraam wat te reduceren door ernaast plaats te nemen en me af te wenden in geveinsde desinteresse.
Met S. junior wisselde ik tussendoor van gedachten over onze middag vissen, over onze indrukken van de bezoekers, over ons antropologische experiment. We spraken elkaar welbeschouwd moed in, om het de volledige acht uur vol te kunnen houden. Het ging tenslotte vooral om zichtbaarheid, om het planten van zaadjes, om de mensen een beetje aan het denken te zetten, toch?
Om ons heen cirkelden verzamelaars op zoek naar boeken uit de jaren ’60, naar ansichtkaarten uit Zaïre, naar koopjes, naar iets dat ze herkenden en altijd al hadden willen hebben. Over iets nieuws, iets dat ze nog niet eerder hadden gezien, moesten ze nog even nadenken. ‘Ook prima,’ zeiden wij tegen elkaar.
Het was een extreem ontspannende, leuke zonnige middag tussen de boeken en de mensen. Tegen het einde van de middag begon ik me echter wel af te vragen waar het op uit zou lopen. Een uur voor sluitingstijd verkochten we uiteindelijk een boek aan een zeer besliste klant. Eén. Het zou statistisch gezien best kunnen kloppen; dat was blijkbaar mijn marktaandeel.
Uitgelezen 138
‘Ik bleef de bus nemen en leerde de heuvels en toppen kennen waarop de stad was gebouwd, de weidse uitzichten vanaf een kam over een eindeloze huizenzee, die in de verte oploste in blauwgroene heuvelrijen of in het melkachtig grijze licht waarmee de rivierdelta zich aankondigde en waarin je niet meer kon onderscheiden of de daken bij de lucht of de aarde hoorden. Ik kreeg nu pas door hoe reusachtig de stad was, een fascinerend, eindeloos labyrint waarin je kon verdwalen, jezelf kon vergeten, je kon verbergen, waar je tegelijk het meest thuis en het meest vreemd kon zijn, waar alle overzichtelijkheid teloorging. De routes met zo’n uitzicht, eerst de klim naar de wittige lucht achter een bebouwde heuveltop, gevolgd door het uitkijken over de gestolde golf van schijnbaar in elkaar geklemde, op het eerste gezicht zo op elkaar lijkende huisjes met rode en groene daken, daarna de rit omlaag en het weer onderduiken in die vloed van huizen en straten – het werden de lijnen waarlangs ik mijn coördinatennet van dat voorjaar aanlegde. Op die routes leerde ik het licht van de stad lezen.’
[Esther Kinsky, Langs de rivier, p. 293-294.]